De keus van het geneesmiddel door de behandelaar wordt gedaan door het uitgebreide verhaal van de patiënt te analyseren en te leggen naast de geneesmiddelbeschrijvingen van de bekende homeopathische geneesmiddelen. Bij de analyse van de anamnese worden vooral die symptomen genomen die kenmerkend zijn voor het individueel reageren van de patiënt op zijn ziekte. Dus eigenaardige, bijzondere symptomen tellen sterk mee, evenals de psychische kenmerken en algemene symptomen. Het kan ook zijn dat in het verhaal van de patiënt en dan vooral in de levensloop, kenmerkende reactiepatronen te herkennen zijn, die bij bepaalde homeopathische geneesmiddelen passen. Men kan dan een rode draad door het verhaal van de patiënt zien lopen, hetgeen de behandelaar op het spoor kan brengen van bepaalde homeopathische geneesmiddelen. Soms kunnen directe uitdrukkingen, taalgebruik en handbewegingen van de patiënt heel direct verwijzen naar een groep geneesmiddelen.
Een directe ingang tot de materia medica biedt het gebruik van een repertorium. Soms kan een middel direct herkenbaar zijn en kan de behandelaar vanuit zijn directe kennis van de geneesmiddelbeelden het middel bepalen. Echter vaak zal er een precieze analyse van de symptomen moeten volgen als het middel niet direct herkenbaar is uit de symptomen. Dan is een repertorium zeer behulpzaam. Het repertorium maakt een systematisch zoekproces mogelijk. Een homeopathisch repertorium is een symptomen index op de materia medica.
De vele symptomen van de materia medica staan op systematische manier geordend zodat de behandelaar het gezochte symptoom terug kan vinden. Achter het symptoom staan dan de homeopathische geneesmiddelen genoemd die hierbij passen.
Bijvoorbeeld: een patiënt kan klagen over een hoofdpijn steeds om 10 uur ’s morgens. Het is ondoenlijk alle middelen te gaan nalezen of dit symptoom in de materia medica genoemd wordt. In het repertorium, gerangschikt volgens hoofd-voet schema, kijkt men in het hoofdstuk “Hoofd”, bij de rubriek “Pijn” en vervolgens bij de tijds omschrijving. Er blijkt een rubriek aanwezig met “hoofdpijn, om 10 uur ’s morgens” Dan vindt men een aantal middelen onder andere Nat-m ( = Natrium muriaticum ) en zes andere geneesmiddelen. Andere bijkomende symptomen gaan dan bepalen welke het juiste middel is.
Er zijn verschillende repertoria in gebruik. Vóór het computertijdperk waren dat met name het repertorium van Kent en dat van Von Bönninghausen.
Een dergelijke techniek van geneesmiddelkeus leent zich natuurlijk bij uitstek om per computer uit te voeren. In een database kan men dan via een zoeksysteem vergelijkbaar met dat van een repertorium, makkelijk de aangewezen middelen vinden. Dergelijke systemen zijn momenteel op de markt verkrijgbaar.
Toch even een opmerking en waarschuwing; het lijkt heel aanlokkelijk alle symptomen van de patiënt in de computer in te voeren en met een druk op de knop het juiste middel te voor schijn te toveren. Men moet zich realiseren dat het repertorium net als de computer een ingang tot de materia medica is. Het geeft aanwijzingen voor een aantal in aanmerking komende middelen, de keus zal moeten worden gemaakt door de materia medica na te lezen.
Aan het eind van het consult en de homeopathische analyse wordt het best passend middel in de meest geschikte potentie gekozen. Het middel wordt voorgeschreven om via de apotheek te worden geleverd. Uitleg over inname en mogelijke reacties op het voorgeschreven middel zijn hier op zijn plaats. Eventueel wordt gevraagd de opvallende veranderingen de komende tijd op te schrijven en dit verslagje volgende keer mee te nemen.
.