Om een goed begrip van de homeopathie te krijgen is het zinvol zich enigszins in de geschiedenis van de homeopathie en het leven van de persoon Hahnemann te verdiepen.
Veel strijdpunten zijn vanuit deze achtergrond beter te begrijpen.
Het similia-principe vormt een kernpunt in het systeem van de homeopathische geneeskunde, waarvan S. Hahnemann (1755-1843) wordt gezien als de grondlegger. Een systeem komt echter nooit uit de lucht vallen. Voor Hahnemanns tijd was dit principe wel bekend en beschreven; het werd echter niet systematisch toegepast. Wie waren zijn voorgangers?
De “miasmaleer” is een theorie ontwikkeld door Hahnemann na jaren ervaring te hebben opgedaan met de praktijk van de homeopathie. Hij beschreef deze theorie in zijn boek “Chronische Krankheiten”.
Al in 1827 was het Organon (derde editie) beschikbaar in de Nederlandse taal, vertaald door een anoniem gebleven vertaler. Van de hand van J.P.F. Schönfeld verscheen in 1836 het boek “Bijdragen tot de homeopathie”. Op verzoek van Nederlanders die homeopathisch behandeld wilden worden, vestigde zich in 1857 de Duitse arts F.W.O. Kallenbach in Rotterdam. De eerste Nederlandse arts die homeopathie toepaste in zijn praktijk was dr S. van Royen, vanaf 1863 praktiserend in Utrecht en niet veel later gevolgd door meerdere homeopathische artsen in diverse grote steden van ons land.