Hahnemann (1755-1843), de beginjaren
In 1755 werd Samuel Hahnemann te Meissen, in het voormalige Oost‑Duitsland, geboren als zoon van een armlastige porseleinschilder. In Meissen was de porselein industrie een belangrijke bron van inkomsten, echter door de 7-jarige oorlog was deze bedrijfstak in een crisis geraakt. Al vroeg viel hij op door zijn uitzonderlijke begaafdheid, maar de armoede thuis noopte zijn vader geregeld hem van school te halen om zo lesgeld uit te sparen. Drie jaar kon hij de Latijnse school in Meissen volgen, toen was het geld op. Hij kreeg echter een nieuwe kans toen hij een aanstelling als hulpje kreeg bij zijn oude leermeester Muller, die tot docent aan de beroemde vorstenschool St. Afra te Meissen was bevorderd. Vijf jaar bekwaamde hij zich op velerlei vakgebieden, vooral in de talen. Op 20-jarige leeftijd ging hij medicijnen studeren aan de universiteit van Leipzig, die als een van de beste van Duitsland bekend stond. Hij was echter weinig onder de indruk van de kwaliteit van de opleiding aldaar. Een kliniek stond niet ter beschikking en de leer van de conservatieve geneesheren voerde de boventoon. Hij voorzag in zijn levensonderhoud door het vertalen van wetenschappelijke literatuur. In 1777 vertrok hij naar de universiteit van Wenen waar het onderwijs door de Nederlander van Swieten, een leerling van Boerhave, klinisch ingericht was. Slechts 9 maanden kon hij het daar volhouden, waarna hij wegens geldgebrek weer moest vertrekken. Dierbare herinneringen heeft hij overgehouden aan zijn verblijf daar en de opleiding die hij daar kreeg van Quarin. “Wat er aan mij arts genoemd kan worden, heb ik Quarin te danken” schreef hij zijn ouders.
Hahnemann verdiepte zich niet alleen in de geneeskunde maar ook in de botanie en scheikunde. Hij sprak meer of minder vloeiend Latijn, Grieks, Hebreeuws, Arabisch, Engels, Frans, Spaans en Italiaans. Hij studeerde af aan de universiteit van Erlangen, omdat daar de kortste verblijfsduur vereist werd en het examengeld het laagst was. Hij deed enige tijd medische ervaring op als huisarts van een rijke baron in het gebied van het Zevengebergte in Roemenië, waar veel “moeraskoorts” (malaria) voorkwam. In de volgende jaren als medicus practicus raakt hij steeds meer teleurgesteld in zijn ideaal “zieke mensen beter te willen maken” en bestudeerde hij in toenemende mate de chemie. Hij trouwde in 1782 met een apothekersdochter, Johanna Küchler, te Gommern. Talloos zijn dan de verblijfplaatsen van de zwervende Hahnemann in het stroomgebied van de rivier de Elbe. Tot zijn langere verblijf in Torgau verandert hij in totaal 20 keer van woonplaats. Als wetenschapper voorzag hij in het levensonderhoud van zijn gezin door wetenschappelijke literatuur te vertalen. Vooral op het gebied van de chemie verrichtte hij veel werk. Hij nam los werk aan, hopend op een wetenschappelijke carrière aan een universiteit. Hij bleef geïnteresseerd in de medische wetenschap, vooral in datgene wat praktisch bruikbaar was. Hij schreef over de behandeling van wonden en oude zweren, maar zijn belangstelling ging toch het meest uit naar de chemie, welke wetenschap een snelle ontwikkeling doormaakte. Op dit gebied had hij succes, ook door zijn eigen ontdekkingen in de chemie. Maatschappelijk echter lukte het minder. Steeds weer kreeg hij met een ieder ruzie mede door zijn grote eerlijkheid en kritische instelling. Een goed betaalde vaste functie zat er niet in. In zijn wachten op een aanstelling aan een universiteit werd hij ook teleurgesteld. Zijn gezin groeide gestaag en uiteindelijk kreeg hij 11 kinderen. Met zijn wetenschappelijk werk alleen kon hij eigenlijk niet meer in het levensonderhoud van zijn gezin voorzien.
De geboorte van de homeopathische geneeskunde, de Chinaproef
In armlastige omstandigheden verblijvend in het dorpje Stotteritz vertaalde hij een geneesmiddelleer van Cullen uit het Engels. Daar hij het niet eens was met de bewering dat kinabast goed bij malaria werkte wegens de maag stimulerende, bittere smaak, besloot hij zelf wat kinabast in te nemen en het effect af te wachten. Tot zijn verbazing kreeg hij sensaties die hij goed kende van zijn tijd in Roemenië, toen hij zelf kennis had gemaakt met malaria. De dufheid van zijn denkvermogen, de stijfheid in al zijn gewrichten en vooral de doofheidsgevoelens in het periost van al zijn botten. Of hij echt koorts kreeg staat niet vast, daar de thermometer pas later zijn intrede deed in de geneeskunde. Bovengenoemde verschijnselen duurden 2 tot 3 uur tot het middel was uitgewerkt en de verschijnselen kwamen opnieuw op als hij de inname herhaalde. Deze proef op zich zelf met kinabast in 1790 geldt als geboorteuur van de homeopathische geneeskunde. Door deze ervaring raakte Hahnemann definitief gemotiveerd tot verder onderzoek in deze richting en zag hij mogelijkheden de geneeskunde op deze manier een vaste grond te gaan geven.
De uitwerking van de homeopathische methode
Hij besloot weer geneeskunde te gaan beoefenen en na 6 jaar onderzoek en proefnemingen op dit nieuwe terrein publiceerde hij in het Hufeland Journaal in 1796 zijn artikel “Versuch über ein neues Prinzip zur Auffindung der Heilkrafte der Arzneisubstanzen nebst einigen Blikken auf die bisherigen”. Daarin stelde hij dat slechts proeven op gezonde proefpersonen de geneeskracht van stoffen onthullen. “Men moet net doen als de natuur zelf.” Die geneest soms een chronische ziekte door een andere die er bijkomt. Men moet dus voor de te genezen (vooral chronische) ziekte het geneesmiddel toepassen, dat in staat is een andere, kunstmatige ziekte bij de mens te produceren, die zoveel mogelijk lijkt op de te behandelen aandoening. In die tijd hield hij zich ook nog met de psychiatrie bezig en bepleitte een humane behandeling van geesteszieken. Zijn omzwervingen gingen nog steeds door, steeds op zoek naar een goede positie, maar steeds weer werd hij daarin teleurgesteld. Hij kwam met de apothekers in heftig conflict over het zelf bereiden en verstrekken van zijn medicijnen.
In 1805 vestigde hij zich te Torgau waar hij 7 jaar in betrekkelijke rust verblijft. Naast verscheidene kleinere geschriften over de homeopathie verschijnt in 1810 de eerste druk van zijn “Organon der rationellen Heilkunde”, dat later in de loop van 6 nieuwe drukken tot zijn standaardwerk over de toepassing van de homeopathische geneeskunde zou uitgroeien.
Dan volgde een tiental jaren te Leipzig (1811-1821), waarin Hahnemann tevergeefs probeerde medische studenten voor zijn ideeën te winnen. Hij gaf colleges en aanvankelijk met succes. Hij bleef echter onbeheerst te keer gaan tegen de schoolgeneeskunde en vervreemdde zich zo van vele toehoorders. Ondertussen bleef hij doorwerken aan de vervolmaking van zijn leer en zo verschenen een 2e druk van zijn Organon en de “Reine Arzneimittellehre” in 6 delen, met verslagen van zijn geneesmiddelproeven. Ten tijde van een tyfusepidemie behaalde hij goede resultaten met zijn behandelingen, hetgeen weer de afgunst van zijn collegae opriep. Uiteindelijk werd hem het recht ontnomen zelf zijn medicijnen te vervaardigen en toe te dienen.
Zijn redding was een aanstelling als lijfarts van Hertog Ferdinand von Anhalt‑Kothen, die hem ook het recht gaf zelf weer zijn eigen geneesmiddelen toe te dienen. Hij verbleef in Köthen van 1821 tot 1835 in betrekkelijke rust en sloot zich af van de buitenwereld. Hij had een bloeiende praktijk en genoot internationaal aanzien als arts ondanks alle tegenwerking en zijn mislukking aan de universiteit. Vanuit heel Europa kwamen patiënten naar hem toe. De 3e, 4e en 5e druk van het Organon verschenen naast de 2e en 3e druk van zijn “Reine Arzneimittellehr”. In 1824 pas kwam Hahnemann met zijn ontdekking van het potentiëren. Tot deze tijd had hij gewoon met oertincturen gewerkt en ook succes gehad. De C30 was in de jaren 1820‑30 zijn meest gebruikte toedieningsvorm. In alle rust werkte hij aan de oplossing van zijn grote probleem, namelijk de theorie over de chronische ziekte, zijn miasmaleer. In 1830 stierf op 67-jarige leeftijd zijn vrouw, die zoveel ontberingen met hem geleden had.
In deze tijd boekte hij grote successen bij de homeopathische behandeling van de dan epidemische cholera. Hij had de daarbij passende geneesmiddelen gevonden (meestal Camphora) en genas velen. De stroming groeide door met onder meer de oprichting van een homeopathische artsenvereniging en de start van twee tijdschriften (“Archiv fur Homoeopathische Heilkunst” en de “Allgemeine Homoeopathische Zeitung”).
Tussen 1828 en 1830 verscheen dan de eerste druk van zijn “Chronische Krankheiten”. Deze theorie, vooral de miasmaleer, zou verder weer medestanders van hem vervreemden. Zelf meende hij dat het toch nodig was de schapen van de bokken te scheiden en nam, onverzoenlijk als hij was, afstand van wat hij noemde “bastaard-homeopaten”. Zijn leerlingen moesten hem navolgen en zeker niet de homeopathie combineren met methoden van de schoolgeneeskunde. Door deze houding verloor hij vele medestanders. In een verkilde sfeer vertrok Hahnemann in 1834 plotseling naar Parijs, samen met een 44 jaar jongere kunstschilderes Melanie d’Horvilly, die zich als patiënte tot hem had gewend.
De Parijse periode
Binnen 3 maanden na hun eerste ontmoeting trouwden de 80‑jarige Hahnemann en Melanie d’Horvilly. Vaak worden er vraagtekens gezet bij deze laatste ‘Parijse periode’ uit het leven van Hahnemann. Zeker is dat Hahnemann gelukkig is geweest en in Parijs eindelijk zijn roem en de erkenning kreeg waar hij zijn hele leven op had gehoopt. Hij voerde een bloeiende praktijk met patiënten uit de hoogste kringen. Zelfs legde hij huisbezoeken per koetsje af, iets wat hij in Köthen altijd geweigerd had. Melanie bracht hem in contact met de high society en daarmee verwierf hij eindelijk een welvarend bestaan.
Hij werkte intensief aan de vervolmaking van zijn “Organon”, de 6de editie, en bereidde de 2de druk van de “Chronische Krankheiten” voor. Over Melanie d’Horvilly wordt in de literatuur negatief gesproken. Zij zou hem volledig in beslag hebben genomen en in zekere mate hebben geëxploiteerd. Ook wordt getwijfeld aan de geestelijke helderheid van de grote meester; echter staat vast dat hij zeer bewust en in het bezit van zijn volle geestelijke vermogens aan de 6de druk van het “Organon” heeft gewerkt.
In deze 6de druk beschreef hij een nieuwe, vervolmaakte potentiereeks, de LM potenties. Boze tongen beweren dat vooral Melanie hier achter zat, die al dat werk en geschud met die flesjes zat was. Het bereiden van een LM potentie is echter zeker niet minder arbeidsintensief dan het maken van een C potentie. Hahnemann zelf was zeer enthousiast over deze laatste ontdekking. Zijn 60-jarig doktersjubileum en zijn 88e verjaardag 2 jaar later werden groots gevierd.
Op 2 juli 1843 overleed Hahnemann, net na het vieren van zijn 88e verjaardag, vrij plotseling aan een bronchopneumonie. Het gedrag van Melanie rond de dood van Hahnemann werd door intimi als eigenaardig beschouwd: zij hield familie en goede vrienden volledig op een afstand. Vrij anoniem werd Hahnemann zonder enige ceremonie op een begraafplaats in Montmartre bijgezet in een publieke grafkelder. Toen het graf aan het eind van die eeuw dreigde te worden geruimd, vond onder grote belangstelling een herbegrafenis plaats en kreeg hij een waardig grafmonument op de begraafplaats Père Lachaise te Parijs. Bijna nog vreemder was de strijd om de uitgave van zijn 6de editie van het “Organon”. Melanie was slechts bereid tegen een aanzienlijke som geld – die haar een pensioen voor de rest van haar leven moest garanderen – het boek aan de homeopathische wereld over te dragen. Niemand kon (of wilde) deze som betalen en het door Hahnemann zelf gecorrigeerde manuscript verdween in de anonimiteit. Pas in 1921 werd op een zolder het manuscript teruggevonden en eindelijk uitgegeven. Het gevolg was dat de gehele homeopathische wereld met inbegrip van de wereldberoemde Kent vanuit de 5de editie heeft gewerkt. Pas rond 1950 werd door Pierre Schmidt het gebruik van LM potenties geïntroduceerd.