Geneesmiddelproef, geneesmiddelbeeld

Naast het similia-principe rust de homeopathie op nog een andere belangrijke pijler, de geneesmiddelproef op gezonde mensen. Hahnemann stelde dat het slechts mogelijk was de geneeskrachtige werking van een geneesmiddel te leren kennen door zulk een experiment. Hij was daarmee een van de eersten die op deze manier systematisch klinisch geneesmiddelonderzoek propageerde.

“We moeten ons dus uitsluitend houden aan de pathologische bijzonderheden en conditieveranderingen, die de medicamenten in het gezonde lichaam kunnen opwekken en bedenken dat alleen die storingen ons duidelijk kunnen maken welke geneeskracht de middelen bezitten.“ (Hahnemann, Organon paragraaf 21).

Belangrijk is het om proeven op gezonde mensen uit te voeren, daar onderzoek op zieken het onmogelijk maakt de werking van het middel en de ziektesymptomen te onderscheiden.
Naast de geneesmiddelproef kunnen nog andere bronnen kennis omtrent werking van geneesmiddelen geven. Van toxische stoffen kennen we de vergiftigingsbeelden, hun toxicologie. Dit geeft al een aanwijzing voor de richting waarin het middel werkt. Echter toxicologie geeft een vrij grof beeld vaak met weinig individuele symptomatologie. Later is de materia medica aangevuld met ervaring uit de kliniek.

Hahnemann zelf heeft ongeveer 80 geneesmiddelen in zijn lange loopbaan uitgebreid onderzocht. Verslagen hiervan zijn terug te vinden in “Reine Arzneimittellehre”(6 delen) en de “Chronische Krankheiten” (deel 2-5).

Verwijzing:
Organon der Geneeskunde (Hahnemann 1810) inleiding
Reine Arzneimittellehre (Hahnemann, 1811)
Chronische Krankheiten (Hahnemann, 1828-1835)

Homeopathische geneesmiddelproef (HGMP)

De toxicologie geeft al een aanwijzing voor de werking van het middel en de dosering die te gebruiken is. Om de proefpersonen niet in gevaar te brengen, worden subtoxische doseringen gebruikt. Het is vanzelfsprekend dat bij gebruik van een hoge toxische dosering vrijwel iedereen ziek wordt met vooral uitscheidingsreacties zoals braken en diarree. Hoe lager de dosering van de stof is en zeker als deze enige tijd wordt doorgegeven, des te rijker en verfijnder de symptomatologie. We zien bij gebruik van subtoxische doseringen dat niet alle proefpersonen gaan reageren op de stof. Ook reacties op toxische stoffen zijn individueel verschillend. De proeven worden dan ook in verschillende doseringen uitgevoerd. Later zijn Hahnemann en zijn opvolgers ook geneesmiddelproeven gaan doen met gepotentieerde stoffen; zulke proeven geven de rijkste symptomatologie, vooral op het vlak van sensaties, dromen en geestelijke symptomen. Ook niet-toxische stoffen bleken bij een geneesmiddelproef in gepotentieerde vorm symptomen te kunnen geven. Voorbeelden hiervan zijn het middel Silicea (kwarts) en Lycopodium (de sporen van de wolfsklauw) die als oorspronkelijke grondstof inert beschouwd werden.

Moderne geneesmiddelproef

De geneesmiddelproeven worden volgens een vast protocol uitgevoerd. Het ondernemen van geneesmiddelproeven is een blijvende noodzaak, hetzij om bekende middelen nog nader te leren kennen, hetzij om nieuwe nog onbekende stoffen te onderzoeken op hun werking. Een moderne geneesmiddelproef wordt dubbelblind uitgevoerd. Meer informatie over “Provings” zie ECH-research-provings.  Zie ook het document “Proving guidelines” van ECH end LIGA voor beschrijving van de huidige procedure.

Er is een leider die de proef uitvoert bij een groep vrijwillige proefpersonen. Zowel de leider van de proef als de proefpersonen weten niet om welke stof het gaat bij de proef. Tegenwoordig worden ook placebo’s tussendoor gebruikt. Er wordt gelet op een brede spreiding van proefpersonen, betreft leeftijd, ras en geslacht. De proefpersonen worden van te voren onderzocht om vast te stellen of ze gezond zijn. De proef begint met een proefobservatie, rustperiode waarin iemand wel dagelijks verslag maakt van zijn lichamelijk en geestelijk welbevinden, maar nog geen middel inneemt. Na enige weken wordt dan met de eigenlijke inname begonnen.
De proefpersonen nemen dagelijks een dosering van het te testen middel en leggen hun bevindingen vast in een schriftelijk verslag. Als duidelijke reacties ontstaan wordt bij desbetreffend proefpersoon gestopt met inname van het middel. Er wordt zo voldoende tijd genomen om na-reacties te kunnen vastleggen. Dagelijks worden de proefpersonen ondervraagd omtrent hun symptomatologie, waarbij extra aandacht is voor veranderingen, bijzonderheden en modaliteiten. Lichamelijk onderzoek en bloedbepalingen worden, zo nodig, uitgevoerd. Zoveel mogelijk worden de eigen bewoordingen van de proefpersoon aangehouden, er wordt niet geïnterpreteerd en zo min mogelijk symptomen samengenomen. Ook vreemde of niet direct te verklaren symptomen van de proefpersoon worden meegenomen. Dit vereist een onbevooroordeelde instelling bij uitvoerders van de proef.

Opvallende zaken die naar voren komen bij de geneesmiddelproef, afgekort tot HGMP[1]:

  • de reacties zijn ten dele algemeen, maar ook zeer individueel. Er zijn enkele proefpersonen die op deze stof een heel scala aan duidelijke specifieke symptomen vertonen, sommigen reageren niet tot nauwelijks.
  • alle symptomen die ontstaan worden in het verslag van de HGMP opgenomen, zoveel mogelijk in de bewoordingen van de proefpersonen; wat gebeurt in hun voelen, denken, stemming en lichaamsbevinden; er is geen statistische bewerking naar aantal symptomen en proefpersonen; wel worden symptomen die bij meerdere proefpersonen optreden, onder één noemer gebracht. Er worden geen symptomen weggelaten.
  • de symptomen en ziekteverschijnselen die ontstaan beslaan het hele functioneren van de mens, geestelijken lichamelijk. Ze zijn niet beperkt tot één orgaan of orgaansysteem. Zo kan bij de proef van één geneesmiddel blijken dat er verschillende klinische indicaties zijn voor dit middel, bijvoorbeeld, maagklachten lijkend op een ulcus pepticum, maar ook onrust en angsten of hartkloppingen bij inslapen.
  • niet direct toxische stoffen kunnen bij een HGMP waardevolle homeopathische geneesmiddelen blijken te zijn.

Geneesmiddelbeeld

Een goed uitgevoerde geneesmiddelproef vormt de basis van de beschrijving van het geneesmiddelbeeld. Een geneesmiddelbeeld is een symptoomverzameling op basis van één of, liefst, meerdere geneesmiddelproeven. De symptomen worden gerangschikt volgens het zogenaamde hoofd-voet schema. Dit schema omvat achtereenvolgens geestelijke symptomen, lichamelijke symptomen gerangschikt van hoofd tot voet en vervolgens slaap, dromen en algemene symptomen. Het vormt zo een systematische opsomming van de symptomatologie van een kunstmatig ziektebeeld. Verder worden bij bestudering van de uitkomsten symptomen gegroepeerd naar overeenkomstige verschijnselen. Bijvoorbeeld, wanneer meerdere beschreven symptomen krampachtige kenmerken bevatten, wordt “kramp” als een algemeen kenmerk van het middel benoemd en onder het kopje “algemene symptomen” gezet.
Later worden aan deze zuivere geneesmiddel beschrijvingen vanuit de geneesmiddelproef klinische ervaring toegevoegd. Zo viel het Hahnemann op dat Nux vomica vooral goed werkte bij “gespannen personen met een driftig karakter” en Pulsatilla bij “vrouwen met een gemakkelijk tot tranen te beroeren gemoed”. Door dergelijke klinische observaties worden geneesmiddelbeelden nog sprekender.
Uiteindelijk wordt vanuit het samen beschouwen van alle verschillende informatie de kern van het middel bepaald (“rode draad”, essentie volgens Vithoulkas interne link.tekst Vithoulkas aanvullen). Zo vormen deze verzameling van geneesmiddelbeelden de homeopathische Materia Medica.

[1] In de farmacie staat GMP voor Good Manufaturing Practice en omvat alle regels voor industriële geneesmiddelvervaardiging. Hier heeft de afkorting GMP een geheel andere betekenis, vandaar HGMP.

 

Share This