Evidence Based Medicine, EBM
Als we het nu over wetenschappelijk onderzoek in de geneeskunde hebben dan kunnen we niet om de begrippen RCT (Randomised Controlled Trial) en EBM (Evidence Based Medicine) heen. Volgens de grondleggers van de EBM, David Sacket en Alvan Feinstein, wordt onder dit begrip verstaan: het integreren van klinische individuele expertise met het beste externe bewijs, dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is en waarbij rekening gehouden wordt met de voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt. Dus EBM rust op drie pijlers: klinische expertise, extern bewijs en wensen, voorkeuren van de patiënt. Vaak wordt eenzijdig de nadruk gelegd op het extern bewijs (de RCT’s) en wordt een therapie als de homeopathie beoordeeld op dit experimenteel bewijs, hetgeen weinig recht doet aan de klinische praktijk van alle dag, een sterk punt van de homeopathie.
Wetenschappelijk onderzoek naar homeopathie in Nederland
Ook in Nederland vindt onderzoek plaats op gebied van de homeopathie. Hier te noemen zijn het “Praktijkregistratie onderzoek AVIG”, het klinisch onderzoek naar PMS van Christien Klein e.a. en het statistisch Bayesiaans onderzoek naar de waarde van homeopathische symptomen voor de homeopathische geneesmiddelkeus van Lex Rutten.
AVIG praktijkregistratie onderzoek homeopathie 2015-2016
Christien Klein-Laansma, arts/onderzoeker, juni 2022
Samenvatting
Veel patiënten met chronische klachten doen een beroep op de arts voor integrale/complementaire geneeskunde. Om aan deze patiënten in de toekomst een wetenschappelijk onderbouwd, persoonlijk advies te geven, is systematisch onderzoek nodig in de praktijk. In 2015-2016 werd binnen de vakgroep homeopathie van de AVIG een pilot study gedaan in praktijken van 25 artsen en met 399 patiënten. In dit onderzoek werden instrumenten getoetst om resultaten te meten en ‘beste homeopathische casuïstiek’ te identificeren in een database. Hieruit volgden aanbevelingen voor het inrichten van een elektronisch patiëntendossier, ten behoeve van toekomstig onderzoek in de praktijk.
Inleiding
Vooruitgang in welvaart en levensverwachting is een groot goed, maar kent ook keerzijden, zoals toename van chronische ziekten. Dit schept zowel kansen als verplichtingen voor artsen integrale/complementaire geneeskunde. Bij hen komen veel patiënten met chronische klachten uiteindelijk terecht. Deze patiënten willen weten “Welke therapie past bij mij, wat zal mij het beste helpen?”. Onderzoek in de praktijk vormt de basis om deze vraag gericht te beantwoorden. In 2015-2016 werd een pilot study gehouden voor een registratieonderzoek binnen de vakgroep homeopathie van Artsen Vereniging Integrale Geneeskunde (AVIG). De uitkomsten werden gepubliceerd in het internationale wetenschappelijke tijdschrift Homeopathy (Klein-Laansma, 2019). Eén van de conclusies was, dat het voor patiënten met langdurige klachten zinvol is om een arts voor homeopathie te raadplegen, met kans op verbetering van klachten. In het artikel worden aanbevelingen gedaan voor praktijk- registratieonderzoek.
Langer leven, langer ziek
De medische wetenschap zorgt ervoor (naast andere factoren) dat we veel langer blijven leven dan vroeger, maar kan niet voorkomen dat we ziek worden. Dat laatste doen we, massaal en chronisch: volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) hadden op 1 januari 2016 maar liefst 8,8 miljoen mensen in Nederland één of meer chronische ziekten. Dit komt overeen met ruim de helft (52%) van de bevolking (www.Volksgezondheidenzorg.info). Een ‘chronische ziekte’ wordt hier gedefinieerd als een ziekte waarbij over het algemeen geen uitzicht is op volledig herstel. De genoemde schattingen zijn gebaseerd op een selectie van 109 door de huisarts geregistreerde chronische ziekten.
Homeopathie en chronische ziekte
We weten dat veel patiënten die homeopathische behandeling zoeken, chronische klachten hebben. In een Duits-Zwitserse studie had 97% van de patiënten die een homeopathische behandeling volgden als aanvulling op reguliere zorg, chronische klachten (Witt, 2005). Veel gerapporteerde verbeteringen hielden langdurig stand, zo bleek uit een follow-up na 8 jaar (Witt, 2008). In een ander observationeel onderzoek, in het toenmalige Bristol Homeopathic Hospital (Verenigd Koninkrijk), werden 6.544 patiënten gedurende 6 jaar gevolgd (Spence, 2005). Verreweg de meesten hadden chronische klachten. 50,4% meldde een matige tot sterke positieve verandering van hun algemene gezondheid (‘beter’ of ‘veel beter’) en 50,7% een matige tot grote verbetering van hun klachten. Homeopathische behandeling als aanvulling op reguliere zorg, kan dus in het algemeen een positieve bijdrage leveren aan de gezondheid van patiënten met een chronische ziekte.
Pilot studie AVIG
In de Nederlandse pilot study werden een aantal van deze bevindingen bevestigd (Klein-Laansma, 2019). Bij 25 leden van de vakgroep homeopathie van de AVIG werden 399 nieuwe patiënten gedurende een half jaar gevolgd. Tijdens de vervolgconsulten werd aan patiënten gevraagd of hun klachten veranderd waren in vergelijking met het eerste consult. Dat konden ze aangeven op een schaal van -3 tot en met +3, waarbij score +2/+3 overeenkwam met matige tot grote verbetering. Van alle patiënten meldde 38% tot 44% een matige tot grote verbetering van klachten bij de eerste vier vervolgconsulten (percentages inclusief missende waarden).
De ‘top vijf’ diagnoses waarbij patiënten een matige tot grote verbetering rapporteerden (+2/+3) waren moeheid (bij 41,1% van de patiënten met deze diagnose werd +2 of +3 gescoord), eczeem (43,3% +2/+3), menopauze klachten (54,5% +2/+3), slaapstoornissen (35,5% +2/+3) en hyperactief gedrag bij kinderen (45,5% +2/+3).
De artsen pasten naast individuele homeopathie (bij 91,2%) vaak ook andere behandelingen toe, zoals vitaminen/supplementen (bij 13%), voeding/dieet (bij 10%) en bio-informatie therapie (bij 7%), vaak in combinatie.
Veel patiënten hadden al langer klachten: van de 399 patiënten in het onderzoek bleek dat 68,7% al 1 jaar of langer de klachten had, waarvoor ze nu een arts voor homeopathie raadpleegden.
‘Beste homeopathische casuïstiek’
In het onderzoek werd apart gekeken naar alle 195 patiënten die alleen met één homeopathisch geneesmiddel waren behandeld, zonder bijkomende therapie. Als bij zulke patiënten een goed resultaat was bereikt, kon de arts bepalen of die casus in aanmerking voor de kwalificatie ‘beste homeopathische casuïstiek’. Hiervoor werden twee hulpmiddelen gebruikt. Allereerst de aangepaste Glasgow Homeopathic Hospital Outcome Scale (GHHOS) gebruikt. Met deze schaal van werden door de arts verbetering van klachten en algemeen welbevinden in kaart gebracht. Daarnaast werd een algoritme gebruikt, waarmee de arts kon inschatten of de verbetering redelijkerwijs toe te schrijven was aan homeopathische behandeling en niet aan andere factoren. Dit algoritme wordt tegenwoordig MONARCH genoemd (afkorting voor: Modified Naranjo Criteria for Homeopathy-Causal Attribution Inventory; Lamba, 2020).
Ook bij langdurige klachten kan homeopathische behandeling zin hebben
Aan de zeer strenge criteria voor ‘beste homeopathische casuïstiek’ voldeden in de pilot study 66 patiënten. Onder hen was vermoeidheid de meest voorkomende diagnose (11 patiënten, 16,7% van de 66), gevolgd door eczeem en slaapstoornissen (beide 3 patiënten). Onder de ‘beste homeopathische casuïstiek’ bevonden zich ook veel patiënten met langdurige klachten. Van deze 66 patiënten had 62,2% al 1 jaar of langer last van de opgegeven hoofdklacht en 38% zelfs 5 jaar of langer. Deze patiënten waren dus duidelijk verbeterd met homeopathie. Hieruit kunnen we concluderen dat ook als patiënten zeer langdurige klachten hebben, het toch de moeite waard was om een homeopathische behandeling te volgen. Voor patiënten met een chronische ziekte kan een kleine verbetering grote gevolgen hebben voor het dagelijks functioneren.
Bij de 66 casus die werden gerekend tot ‘beste homeopathische casuïstiek’ was er een zeer sterke correlatie tussen arts- en patiënt-score: niet alleen de artsen, maar ook de patiënten zelf oordeelden positief over het behandelresultaat.
Elektronisch patiëntendossier
In een goed ingericht elektronisch patiëntendossier horen, naast algemene gegevens, ook vakspecifieke patiënt- en behandelkenmerken. Bij homeopathie, waar specifieke symptomen zo enorm belangrijk zijn voor de keuze van de therapie, zouden deze prospectief (toekomstgericht) moeten worden geregistreerd. Behandelresultaten kunnen worden gemeten met gevalideerde vragenlijsten, door arts en patiënt in te vullen. Met deze instrumenten kun je de behandeling evalueren en zijn de gegevens geschikt voor een casusrapport en voor verdere analyse.
Conclusies
Veel patiënten met chronische klachten doen een beroep op de arts voor integrale/complementaire geneeskunde. Om aan deze patiënten in de toekomst een wetenschappelijk onderbouwd, persoonlijk advies te geven, is systematisch onderzoek nodig in de praktijk. Daarvoor moet een gebruiksvriendelijk elektronisch patiëntendossier worden ingericht, met mogelijkheden voor praktijkgericht onderzoek.
Een belangrijke bevinding in het onderzoek was, dat ook bij patiënten met langdurige klachten, betekenisvolle verbetering kon werd gerapporteerd met individuele homeopathie.
Referenties
– Klein-Laansma CT, Rutten ALB, Fruijtier PC, Wijtenburg HHM. Electronic Registration in Complementary/Homeopathic Medical Practice with Identification of ‘Best Homeopathic Cases’: A Pilot Study. Homeopathy. 2019 Feb;108(1):33-42.
– Kloosterman, R. Alternatieve geneeswijzen: contact en opvattingen, CBS 2019. https://www.cbs.nl/-/media/_pdf/2019/25/2019st15-alternatieve-geneeswijzen_web.pdf. Datum download: 1-6-2022
– Lamba CD, Gupta VK, van Haselen R, Rutten L, Mahajan N, Molla AM, Singhal R.Evaluation of the Modified Naranjo Criteria for Assessing Causal Attribution of Clinical Outcome to Homeopathic Intervention as Presented in Case Reports. Homeopathy. 2020 Nov;109(4):191-197
– Spence DS, Thompson EA, Barron SJ. Homeopathic treatment for chronic disease: a 6-year, university-hospital outpatient observational study. Journal of alternative and complementary medicine. 2005;11(5):793-8
– Stock G, Sydow S. Personalised medicine. Paradigm shift within drug research and therapy. Bundesgesundheitsblatt Gesundheitsforschung Gesundheitsschutz. 2013 Nov;56(11):1495-1501
– van Haselen RA. Homeopathic clinical case reports: Development of a supplement (HOM-CASE) to the CARE clinical case reporting guideline. Complementary Therapies in Medicine. 2016;25:78-85
– Witt CM, Lüdtke R, Baur R, Willich SN. Homeopathic medical practice: Long-term results of a cohort study with 3981 patients. BMC Public Health 2005, 5:115.
– Witt CM, Lüdtke R, Mengler N and Willich SN. How healthy are chronically ill patients after eight years of homeopathic treatment? Results from a long term observational study. BMC Public Health
Summary
Many patients with chronic complaints visit a doctor for integrative/complementary medicine. To give these patients a scientific-based advice in the future, systematic practice-based research is needed. In 2015-2016 a pilot study was done within the homeopathy section of the Dutch Doctors Association for Integrative medicine (AVIV) in practices of 25 doctors, with 399 patients. In this study, tools to measure results were evaluated as well as instruments to identify ‘best homeopathic cases’ in a database. Recommendations were made for the requirements of an electronic patient registration program, to perform practice based research.
Link naar een samenvatting van het gepubliceerde artikel: Electronic Registration in Complementary/Homeopathic Medical Practice with Identification of ‘Best Homeopathic Cases’: A Pilot Study. Klein-Laansma CT, Rutten ALB, Fruijtier PC, Wijtenburg HHM. Homeopathy. 2019 Feb;108(1):33-42. doi: 10.1055/s-0038-1672162
Christien Klein-Laansma, arts/onderzoeker, juni 2022
Wetenschap en onderzoek naar homeopathie


Bij samenstelling van dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van:
- Het in mei 2016 verschenen rapport van WissHom “De actuele stand van onderzoek in de homeopathie”.
Bij elk onderdeel kunt u de originele tekst vertaald in het Nederlands per hoofdstuk in pdf inzien. - Als aanvulling daarop het in november 2021 verschenen rapport van WissHom (Wissenschafliche Gesellschaft für Homöopathie) “Homeopathie, wat zegt de wetenschap?”
- Zie ook: WissHom rapport (2016) – Inleiding
- Tevens is gebruik gemaakt van informatie van de prima Engelse website van het “Homeopathic Research Institute” (HRI) www.hri-research.org.
- Voor een mooi Nederlands overzichtsartikel uit het TIG (Tijdschrift Integrale Geneeskunde) zie: “Bewijs voor homeopathie doet niet onder voor dat van regulier. “
Als men zich verdiept in het onderzoek naar homeopathie kan onderscheid maken in verschillende onderzoeksterreinen.
Fundamenteel onderzoek dient de werkzaamheid van de basale werkingsprincipes, zoals de similia-regel en het potentiëren aan te tonen. Klinisch onderzoek is gericht op de effectiviteit in de praktijk van de behandelmethode. Men kan onderscheiden “onderzoek naar dagelijkse praktijk” ( Health Service Research), RCT’s en Meta-analyses. Vaak wordt beweerd dat deze wetenschappelijke onderbouwing in de homeopathie mist. Uit het overzicht dat u hier kunt vinden blijkt dat dit ten onrechte is.
Beschreven wordt:
Onderzoek naar dagelijkse praktijk “Health Service Research”
Hoewel gerandomiseerde studies (RCT’s) als de „gouden standaard“ gelden in het klinisch onderzoek, hebben ze nadelen: Ze worden in de regel in geselecteerde onderzoekscentra door geselecteerde artsen en met geselecteerde, meestal gerekruteerde patiënten uitgevoerd. Onderzoeksresultaten uit RCT’s zijn daarom slechts beperkt op de dagelijkse klinische praktijk overdraagbaar.
Om deze reden zijn aanvullende studies, die de werkzaamheid en veiligheid van medicamenten in de dagelijkse praktijk en met alledaagse patiënten onderzoeken, belangrijk en worden in toenemende mate gevraagd. Bij deze klinische studies in de dagelijkse praktijk spreekt men van “health services research“. In health services research wordt de homeopathie meestal als een complete therapiewerkwijze (gesprek, onderzoek en geneesmiddel) onderzocht. Prospectieve observationele of cohortstudies (zonder controlegroep) beschrijven de geneeskundige verzorging zoals die in de werkelijkheid plaatsvindt. Ze maken echter geen causale conclusies mogelijk ten aanzien van de werkzaamheid van de therapie, omdat de uitkomsten door andere factoren (bijv. sociale status, inkomen, leefstijl of andere begeleidende therapieën) kunnen worden beïnvloed. Wel maken ze een vergelijking mogelijk met therapie-alternatieven in de dagelijkse praktijk (bijv. homeopathie versus conventionele behandeling) en een kostenvergelijking tussen de verschillende therapie-alternatieven.
Een uitgebreidere bespreking van Health Service Research is te vinden in: WissHom rapport; Health services research, M.Teut (2016)
Overzicht klinisch effect onderzoek: Randomised Controlled Trials (RCT’s)
- Overzicht van RCT’s van website van de “Faculty of Homeopathy” te Londen [18].
Eind 2014, waren er 189 RCT’s over homeopathie met 100 verschillende klinische aandoeningen gepubliceerd in peer-reviewed wetenschappelijke tijdschriften. Hiervan waren 104 artikelen placebo-gecontroleerd en nader bekeken:- 41% van de trials was positief – conclusie: homeopathie was werkzaam
- 5% van de trials was negatief (5 trials) – uitkomst: homeopathie onwerkzaam.
- 54% van de trials (56 trials) gaf geen uitsluitsel
Lijst onderzoekingen en verwijzing http://facultyofhomeopathy.org/randomised-controlled-trials/
- Een ander overzicht en eigen beoordeling van de voorhanden zijnde RCT’s op hun kwaliteit is te vinden in het WissHom rapport “Resultaten van oorspronkelijke RCT’s met individuele homeopathie en hoge potenties in vergelijking met placebo en standaardbehandelingen”, K von Ammon e.a. (2016)
De conclusie van het WissHom rapport:
In overeenstemming met de meerderheid van de tot nu toe gepubliceerde systematische reviews en meta-analyses blijken er aanwijzingen te bestaan voor een superioriteit van de klassieke homeopathie in vergelijking met placebo. Eveneens overeenkomstig vroegere meta-analyses dient te worden opgemerkt dat de kwaliteit van de studies in het algemeen niet bevredigend is. In de laatste 25 jaar verschenen enkele kwalitatief goede studies met individuele homeopathie en ultramoleculaire medicamenten na een peer review in Medline-geïndexeerde tijdschriften van hoog niveau. In het merendeel (7/9) wijzen ze op een specifieke werking van deze geneesmiddelen, hoewel de onderzoekspopulatie van de individuele studies in het algemeen te klein is om op zichzelf staand een duidelijke superioriteit te vertonen.
- Hierbij wijzen wij nog op discussie die momenteel gevoerd wordt over het nut van de RCT’s in het algemeen en de problemen met RCT’s in onderzoek naar homeopathie in het bijzonder.
Problemen RCT en homeopathie / Rapport WissHom
Meta-analyses: stand van zaken
Informatie van website HRI, www.HRI-research.org en uit rapport WissHom, Meta-analyses, J Behnke (2016)
Onder de “beste studies” verstaan mensen meestal samenvattende systematische reviews, welke de resultaten analyseren van alle randomised controlled trials (RCT’s) die beschikbaar zijn over een bepaald onderwerp, ook wel meta-analyses geheten.
Er zijn zes van dergelijke studies over homeopathie aanwezig.
- Vijf daarvan waren positief – met de mogelijkheid dat er enig bewijs van werking van de homeopathie was boven dat van een placebo, maar meer onderzoek van hoge kwaliteit zou nodig zijn om definitieve conclusies te kunnen trekken.
- Eén was negatief – met de conclusie dat het effect van de homeopathie niet verder ging dan dat van een placebo.
Systematische Review’s
Systematische review Hamre e.a. over meta-analyses
Over homeopathie zijn sinds 1990 diverse meta-analyses verricht. Hamre e.a. gebruikten alleen meta-analyses waarin het homeopathische middel werd vergeleken met placebo (neppil), die waren gepubliceerd tussen 1 januari 1990 en 30 april 2023. De onderzoekers gingen niet over één nacht ijs: de meta-analyses die zij wilden analyseren moesten voldoen aan vooraf opgestelde kwaliteitscriteria, zoals eisen aan de opzet van het onderzoek, compleetheid van gegevens en statistische analyse. Dit is volgens de auteurs de eerste systematische review van meta-analyses over onderzoek waarin homeopathie wordt vergeleken met placebo, voor allerlei indicaties.
De zes meta-analyses die voldeden aan de kwaliteitscriteria, waren gepubliceerd door Linde (1997, 1998), Cucherat (2000), Shang (2005) en Mathie (2014, 2017). In twee van deze meta-analyses ging het uitsluitend over individuele homeopathie, in één over niet-individuele homeopathie en in drie over alle typen homeopathische behandelingen. Het doel van de systematische review was om het effect van homeopathische behandelingen in het algemeen te evalueren. In 5 van de 6 meta-analyses vonden de auteurs een positief effect voor homeopathie vergeleken met placebo, in de zesde meta-analyse kon dit aspect niet worden beoordeeld.
De onderzoekers maakten ook een analyse met alleen studies met de hoogste kwaliteit. Voldoende gegevens daarvoor waren beschikbaar bij 4 van de 6 meta-analyses.
Bij analyse van studies met hoge kwaliteit bleef het positieve resultaat overeind in drie meta-analyses, in de vierde was er geen significant verschil.
De eindconclusie kan zijn dat : het effect van homeopathische geneesmiddelen is niet alleen toe te schrijven aan een placebo-effect. Homeopathie werkt beter dan placebo.
Inzien: Onderzoek Hamre e.a.
Lijst klinische indicaties voor homeopathie ondersteund door onderzoek
Op de website van de “Faculty of Homeopathy”, London is een mooi overzicht te vinden van klinische indicaties waarvan met RCT’s de werkzaamheid is aangetoond.
Voor precieze onderbouwing van de hieronder samengevatte lijst met verwijzing naar de oorspronkelijke RCT’s verwijzen we naar de website van de Faculty of Homeopathy.
Duidelijk hard aangetoonde klinische conditie:
- Allergische rhinitis, hooikoorts
- Sinusitis, bijholteontsteking
Duidelijk positieve aanwijzingen voor werking van homeopathie:
- Allergische huid reactie
- Arsenicum vergiftiging
- Hersentrauma
- Bronchitis
- Diarree bij kinderen
- Chronisch vermoeidheidssyndroom
- Vrouwelijke onvruchtbaarheid
- Fibromyalgie
- Influenza, griep
- Slapeloosheid
- Menopauze syndroom, overgangsklachten
- Acute otitis media, acute middenoorontsteking.
- Jaarlijkse allergische rhinitis, allergische neusverkoudheid
- Plantaire fasciitis, peesplaatontsteking van de voetzool
- Postpartem bloeding, nabloeding bevalling
- Op gang brengen van de borstvoeding na de bevalling
- Premenstrueel syndroom
- Psoriasis
- Radiodermatitis, huidreactie na bestraling
- Sepsis, bloedvergiftiging
- Snurken
- Stomatitis, ontsteking mondslijmvlies
- Tonsillitis, amandelontsteking
- Overmatige afscheiding luchtwegen
- Uremische jeuk
- Varicosis, spataderen
Wikipedia en de waarheid
Voor velen is Wikipedia, de gratis encyclopedie waar een ieder kennis kan toevoegen, een fantastisch hulpmiddel om je snel even te oriënteren over een bepaald onderwerp en… betrouwbaar. Echter als het om homeopathie gaat en dat geldt overigens ook voor andere CAM geneeskunde, dan is de informatie verre van objectief en betrouwbaar!
We vinden over homeopathie:
“Hoewel homeopathie een van de meest onderzochte alternatieve geneeswijzen is, wordt de toegeschreven klinische werkzaamheid niet ondersteund door wetenschappelijk bewijs. De werking van homeopathie is niet groter dan die van placebo’s. Homeopathie wordt daarom tot de pseudowetenschappen gerekend.”
Er zijn noten, zeker, maar deze verwijzen alleen naar onderzoek dat negatief voor homeopathie uitpakt. Zoals het gemanipuleerde onderzoek van Shang e.a. Zoals u op deze website kunt lezen is er veel klinisch onderzoek van hoge kwaliteit dat voldoet aan alle criteria die de wetenschap stelt. (Link: meta-analysis). Op onze site kunt u alles vinden, zowel negatief en als positief en niet alleen de selectie die ons het best zou uitkomen. Daarnaast de conclusie: “Homeopathie werkt, we weten alleen nog niet hoe.!”
U zult zeggen, de oplossing is dan toch eenvoudig. Immers als iets niet klopt in een artikel op Wikipedia dan kan je eenvoudig de juiste informatie plaatsen, de tekst even veranderen. Daar gaat het vervolgens weer mis. Deze informatie over homeopathie, maar ook over andere CAM geneeswijzen, is niet te aan te passen. Er zijn zelfs zogenaamde sceptici die er een dagtaak van hebben gemaakt om zodra een tekst, die hen niet bevalt, in Wikipedia verschijnt, deze direct aan te passen. Binnen 10 minuten staat de oude tekst er weer.
Ton Nicolai, voorzitter van de Stichting VHAN, welke stichting de website homeopathie.nl beheert, heeft in het verleden al eens uitgebreid contact gehad met de oprichter van de Wikipedia encyclopedie, Jimmy Wales en het voorstel gedaan om als het om een controversieel onderwerp gaat, zoals homeopathie, beide meningen, voor en tegen, met argumenten naast elkaar te plaatsen. Ditwerd geweigerd met de opmerking dat homeopathie toch gewoon “onzin” is. Dan houdt het op. Wilt u meer over deze problemen vinden kijk dan op de site:
“Skeptical About Skeptics” Noot: Wikipedia en de waarheid [1]
Zie ook artikel over invloed van de zogenaamde sceptici op de inhoud van Wikipedia:
http://www.skepticalaboutskeptics.org/investigating-skeptics/wikipedia- captured-by-skeptics
Wilt u het protest ondersteunen tegen de zeer negatieve houding ten opzichte van homeopathie en andere CAM-geneeskunde en de zeer eenzijdige berichtgeving op Wikipedia, teken dan de petitie:
https://www.change.org/p/wikipedia-call- to-action
Wist u dat volgens de “Washington Post” de twee meest controversiële onderwerpen op Wikipedia de artikelen zijn over “Jesus Christus” en “homeopathie” en dat in de 4 toonaangevende talen (Engels, Frans, Duits en Spaans)?
Discussie, wetenschap, homeopathie, een beschouwing
Een mooie samenvatting en bespreking van conclusies gedaan over klinisch onderzoek in de homeopathie is te vinden in het artikel van R.G. Hahn [40].
Hij laat zien hoe na aanvankelijke positieve conclusies van de eerste meta-analyses, tegenstanders bewust op zoek lijken te zijn gegaan naar manieren om met andere selectie en uitsluiting van data van RCT’s en ongebruikelijke statistische methodes om tot uiteindelijk negatieve conclusies te kunnen komen. Het lijkt erop dat onderzoekers, sceptisch ten aanzien van de homeopathie, bewust hebben gegoocheld met data van RCT’s om naar een bepaalde conclusie toe te werken, namelijk de conclusie dat homeopathie niet werkt.
De werkelijkheid is zoals je hem zelf wil zien.
Wetenschap heeft tot doel inzicht te krijgen in de werkelijkheid. Wat is nu de werkelijkheid?
Om een goed beeld van de huidige discussie te krijgen moeten we een stap terug in de tijd, naar Aristoteles. Deze heeft zich met verschillende vormen van werkelijkheid beziggehouden en onderscheidt:
- Om te beginnen is er de “Ens inquantum ens”, de werkelijkheid om ons heen zoals die er is, in zich zelf. De vaste, continue werkelijkheid die voor ons een mysterie is.
- Dan is er de “Ens sensibele”, de werkelijkheid die wij als mens, met onze zintuigen kunnen waarnemen, onze observaties en uitkomsten van experimenten.
- Tenslotte onderscheidt hij de “Ens rationis”, de werkelijkheid die wij met onze geest vormen door gebruik te maken van de ens sensibile, de observaties en experimenten. Dit is het beeld van de werkelijkheid dat ons verstand zich heeft gevormd van de wereld om ons heen. Deze ens rationis is een kunstmatige werkelijkheid door ons verstand gemaakt van de buitenwereld. Als er nieuwe observaties worden gedaan door onze zintuigen, past deze ens rationis zich door de activiteiten van ons verstand aan. Maar de werkelijkheid buiten ons, de ens inquantum ens is altijd vele malen groter dan wij met ons verstand kunnen bevatten (ens rationis). Onze ens rationis past zich steeds aan, volgt als het ware de werkelijkheid zoals die is, maar zal die nooit volledig kunnen bevatten.
Zolang de observaties die wij doen passen binnen onze ens rationis is er niet veel aan de hand, het geeft een goed gevoel, alles klopt. Als je de wereld begrijpt geeft dat een gevoel van veiligheid en rust.
Echter, omdat wij niet de volledige werkelijkheid kunnen bevatten, blijven er observaties op ons afkomen, die niet in onze ens rationis passen. We begrijpen ze niet. Dit is lastig. Er ontstaat wrijving, een onaangenaam gevoel dat onze gevormde werkelijkheid niet compleet is, net nu we dachten het zo goed te weten. Nu zijn er twee reacties mogelijk.
Ten eerste kan dit een uitdaging voor de wetenschap zijn door het doen van nieuw onderzoek, ons beeld van de werkelijkheid bij te stellen. De observaties serieus te nemen en te concluderen dat ons beeld nog niet klopt.
De andere reactie kan zijn het ontkennen van de observaties, ze niet willen zien. Ze af te doen als fantasieën.
Een goed voorbeeld hiervan zijn de observaties van Galileo Galilei omtrent ons zonnestelsel. Zijn waarnemingen met de telescoop omtrent de bewegingen van de planeten waren slechts te verklaren door de zon en niet de aarde als middelpunt van het zonnestelsel aan te nemen. Hij was in staat zijn ens rationis aan te passen en een geheel nieuwe werkelijkheid, zelfs een geheel nieuw wereldbeeld te aanvaarden. Echter de kerk, het Vaticaan, kon deze stap niet accepteren en vond zelfs dat dit wereldbeeld een bedreiging vormde voor de wereldorde. Voor hen was er één mogelijkheid, het ontkennen van de feiten en het in de ban doen van de ontdekker, Galilei. De geestelijken weigerden zelfs door de telescoop van Galilei een blik te werpen.
Dit voorbeeld komt verrassend overeen met de huidige discussie over de onmogelijkheid van de werking van de homeopathie, met name het accepteren van werking van verdunningen waarin geen molecuul meer van de werkzame stof is achtergebleven, lijkt het grote struikelblok voor erkenning van de methode. Het accepteren van de werkzaamheid is in strijd met het materieel, farmaceutisch principe dat de werking van een geneesmiddel afhankelijk is van de dosis stof. Hoe meer van een geneesmiddel gegeven, hoe groter de werking, is hierbij de gedachte. De tegenstand is te begrijpen daar de huidige farmacotherapie en daarmee onze huidige geneeskunde, geheel op deze principes is gestoeld en tot op heden veel goeds heeft gebracht.
Feiten laten echter zien dat er andere werkingen mogelijk zijn, die niet afhankelijk zijn van materiële moleculaire hoeveelheden. Feiten, d.w.z. waarnemingen binnen fundamenteel onderzoek laten onomstotelijk werkingen zien van hoge potenties op biologische systemen (link) en klinisch onderzoek wijst op de werking van de homeopathische methode in RCT’s (link), meta-analyse’s. (link)
De reactie van de reguliere geneeskunde is het ontkennen van deze feiten. Meestal wordt vermeld dat er geen onderzoek bestaat, dat alle goede onderzoeken negatief voor de homeopathie zijn etc. Er wordt gezegd dat homeopathie gewoon niet kan, er zit niets in. We begrijpen het niet, dus kan het niet. Het is onlogisch.Wat hier dus gebeurt is dat gevestigde wetenschappelijke orde uitgaat van de ens rationis, ons verstand, dat niet bij machte is te begrijpen hoe homeopathische potenties werken.
Daarnaast is ook de eerste beschreven reactie duidelijk aanwezig. Dat de feiten niet overeenkomen met beeld binnen de wetenschap van werking van geneesmiddelen heeft een golf van nieuw uitdagend onderzoek opgeleverd, waarbij vele fundamentele wetenschappelijke vragen worden gesteld. Een poging onze eigen ens rationis bij te stellen, zodat we een bredere kijk krijgen op de werkelijkheid en we eens in staat zullen zijn een verklaring te geven voor de werking van de homeopathie en hoog-gepotentieerde geneesmiddelen.
Bij bovenstaande tekst is gebruik gemaakt van de ideeën van Fernand Debats, arts homeopathie [41].
[40] Hahn RG Homeopathy: Meta-analyses of pooled clinical data. Forsch Komplementmed 2013;20:376–381 | Full text
[41] Leerboek Homeopathie, Bodde e.a. 1988, ISBN, 90 313 09087 Hoofdstuk 4 Homeopathische denkmodellen.
Fundamenteel onderzoek op biologische systemen
Fundamenteel onderzoek op biologische systemen heeft aangetoond dat homeopathische potenties, ook boven de D24 en C12, een werking hebben.
In de Hombrex databank zijn dergelijke onderzoeken uitgebreid gedocumenteerd, in 1383 publicaties. Researchers over de hele wereld onderzoeken het werkingsmechanisme van deze medicijnen, dat eerder op de natuurkunde dan de scheikunde gebaseerd lijkt te zijn. Hoewel er verschillende theorieën bekeken zijn, begrijpen we tot op heden niet hoe homeopathische geneesmiddelen werken.
Twee voorbeelden die werkzaamheid van potenties aantonen:
1/ Toevoegen van homeopathisch (gepotentieerd) histamine aan basophielen (witte bloedcellen) kan deze cellen ertoe aanzetten histamine af te geven.
Hier volgt een uitleg door de mensen die dit experiment ontwierpen: “Als menselijke polymorfkernige basofielen, een type witte bloedcel met antilichamen van het immuunglobuline type E (IgE) op zijn oppervlakte, blootgesteld worden aan anti-IgE antilichamen, geven ze histamine af vanuit hun intracellulaire granules en veranderen daarmee hun kleuringseigenschappen. Dit laatste kan ook aangetoond worden met anti-IgE verdunningen, die variëren van 10-2 tot 10-120. Binnen die range zijn verschillende pieken van degranulatie te zien van 40-60% van de basofielen, ondanks de berekende afwezigheid van enige anti-IgE moleculen bij de hoogste verdunningen.”
28 wetenschappelijke artikelen zijn gepubliceerd over dit onderwerp, 23 daarvan beschreven positieve resultaten, 11 publicaties kregen de beoordeling “van hoge kwaliteit”, waarvan 8 positieve resultaten lieten zien[2].
De vroegste studie rapporteerde remming van de degranulatie met ultra-moleculaire verdunningen van anti-IgE,[3] maar deze eerste experimenten bleken niet te reproduceren.[4][5].
Echter, vervolgstudies die gebruik maakten van een aangepaste methode en van ultra-moleculaire verdunningen van histamine, hebben positieve resultaten laten zien. Deze uitkomsten zijn in verscheidene van elkaar onafhankelijke laboratoria[6],[7] gereproduceerd, evenals een serie van experimenten in een multicenter[8] opzet.
2/ Homeopathisch (gepotentieerd) thyroxine, bij de ultra-hoge verdunning van D30, vertraagt de mate waarin kikkervisjes overgaan naar het kikker-stadium.[9]
Bij amfibieën stimuleert het hormoon thyroxine de metamorfose. Gedurende meer dan 20 jaar hebben verschillende teams homeopathische oplossingen van thyroxine uitgetest op kikkervisjes door het toe te voegen aan het water in de bak waarin ze gehouden werden. Een onafhankelijke meta-analyse van deze proefnemingen stelde 22 experimenten vast. Alle 22 experimenten lieten dezelfde trend zien – dat thyroxine D30 (verdund boven het getal van Avogadro, gebruikmakend van het homeopathisch bereidingsproces) de metamorfose onderdrukt, hoewel de precieze uitkomsten wel varieerden. Dit effect is nu waargenomen door 7 onderzoekers uit Oostenrijk, Duitsland, Zwitserland en Nederland.
Intoxicatie onderzoek op planten en dieren
Naast deze genoemde voorbeelden zijn er vele onderzoeken gedaan op planten en dieren met intoxicaties. Hierbij werden gezonde planten of dieren bloot gesteld aan verschillende chemische stoffen, zoals arsenicum en zilvernitraat etc. Het bleek mogelijk toxische effecten te verminderen en uitscheiding te bevorderen door of profylactisch of curatief een potentie van de gebruikte toxische stof toe te dienen, ook in potenties boven de D24 en C12.
De uitdaging van de reproduceerbaarheid
Hoewel deze laboratorium studies laten zien dat homeopathische potenties biologische effecten kunnen hebben, is tot op heden geen van de positieve resultaten stabiel genoeg gebleken om door alle onderzoekers telkens gereproduceerd te kunnen worden. Bijna 75% van de in vitro experimenten over ultra hoge verdunningen laten zien dat een substantie een effect heeft en dat bijna 75% van de herhalingen positief zijn geweest[10].
Naar mate researchers meer ervaring krijgen met het onderzoek van hoge verdunningen, begrijpen ze steeds beter welke factoren de eindresultaten beïnvloeden en als gevolg daarvan verbeteren de resultaten en reproduceerbaarheid[11].
De experimenten met basofiele cellen en de kikkers zoals hierboven beschreven, zijn tot nu toe het best te reproduceren, vooruitgang wordt geboekt bij de reproduceerbaarheid van onderzoek op basis van planten.
[2] Witt CM, Bluth M, Albrecht H, Weisshuhn TE, Baumgartner S, Willich SN. The in vitro evidence for an effect of high homeopathic potencies–a systematic review of the literature. Complement Ther Med., 2007; 15(2): 128-38 | PubMed
[3] Davenas E, Beauvais F, Amara J, et al. Human basophil de-granulation triggered by very dilute antiserum against IgE. Nature, 1988; 333: 816–818 | PubMed
[4] Ovelgönne JH, Bol AW, Hop WC, van Wijk R. Mechanical agitation of very dilute antiserum against IgE has no effect on basophil staining properties. Experientia, 1992; 48: 504–508 | PubMed
[5] Hirst SJ, Hayes NA, Burridge J, et al. Human basophil degranulation is not triggered by very dilute antiserum against human IgE. Nature, 1993;366: 525–527 | PubMed
[6] Belon P, Cumps J, Ennis M, et al. Inhibition of human basophil degranulation by successive histamine dilutions: results of a European multi-centre trial. Inflammation Research, 1999; 48 (Suppl 1): S17–18 | PubMed
[7] Lorenz I, Schneider EM, Stolz P, et al. Sensitive flow cytometric method to test basophil activation influenced by homeopathic histamine dilution. Forschende Komplementärmedizin, 2003; 10: 316–324 | PubMed
[8] Belon P, Cumps J, Ennis M, et al. Histamine dilutions modulate basophil activation. Inflammation Research, 2004; 53: 181–188 | PubMed
[9] Harrer B. Replication of an experiment on extremely diluted thyroxine and
highland amphibians. Homeopathy, 2013;102(1):25-303 | PubMed
[10] Witt CM, Bluth M, Albrecht H, Weisshuhn TE, Baumgartner S, Willich SN. The in vitro evidence for an effect of high homeopathic potencies–a systematic review of the literature. Complement Ther Med., 2007; 15(2):128-38 | PubMed
[11] Endler P, Thieves K, Reich C, Matthiessen P, Bonamin L, Scherr C, Baumgartner S. Repetitions of fundamental research models for homeopathically prepared dilutions beyond 10(-23): a bibliometric study. Homeopathy, 2010; 99(1):25-36 | PubMed | HRI Synopsis
Randomised Controlled Trial, RCT
Wat verstaan we onder een RCT? Een RCT, een gerandomiseerd onderzoek met controlegroep, is een experiment gericht op het bepalen van werkzaamheid van een medische behandeling. Momenteel wordt de RCT als de “Gouden Standaard” beschouwd waar het gaat om bewijsvoering en daarom vormt de RCT een belangrijk onderdeel van EBM.
RCT:
Bij een RCT worden minstens twee groepen patiënten of proefpersonen gevormd, waarbij de indeling aselect plaatsvindt (randomisatie). Naast de groep die de te onderzoeken behandeling krijgt, zijn er altijd één of meerdere controlegroepen ter vergelijking. Deze controlegroepen kunnen of een placebo-behandeling krijgen, of ter vergelijking de op dat moment best beschikbare therapie, of ter vergelijking geheel geen behandeling.
Daarbij is het nodig de omstandigheden van de proefpersonen zo veel mogelijk te controleren om goed vergelijkbare groepen te krijgen en de kans op succes van de behandeling voor allen zo veel mogelijk gelijk te stellen. Vaak wordt er een selectie gemaakt naar bijvoorbeeld leeftijd, andere behandelingen die de persoon krijgt, bijkomende pathologie, etc.
Een ander kenmerk is de blindering, het liefst dubbele blindering. Hierbij weet de proefpersoon niet of hij/zij een “echte” of placebo c.q. controle-behandeling krijgt. Dubbelblind wil zeggen dat ook de behandelend arts niet weet welke behandeling de proefpersoon krijgt. De resultaten van beide groepen worden dan statistisch geëvalueerd en er wordt een uitspraak gedaan of de effecten wel of niet statistisch significant zijn.
Peer reviews en meta-analyses
Een verdere belangrijke rol binnen EBM spelen peer reviews, d.w.z. beoordeling van artikelen voor publicatie door vooraanstaande vakgenoten, vaak anoniem. Het is voor redacties van tijdschriften niet meer doenlijk kwaliteit van artikelen en onderzoek voorgesteld voor publicatie te beoordelen.
Bij alle serieuze publicaties dient een peer review plaats te vinden.
Een meta-analyse is een beoordelingsonderzoek van eerder gedaan onderzoek. Hierbij worden de resultaten van eerdere onderzoeken, zoals RCT’s, samen genomen, hetgeen tot een totaalbeoordeling leidt met meer onderbouwde conclusies.
Systematische review Hamre e.a. over meta-analyses
Over homeopathie zijn sinds 1990 diverse meta-analyses verricht. Hamre e.a. gebruikten alleen meta-analyses waarin het homeopathische middel werd vergeleken met placebo (neppil), die waren gepubliceerd tussen 1 januari 1990 en 30 april 2023. De onderzoekers gingen niet over één nacht ijs: de meta-analyses die zij wilden analyseren moesten voldoen aan vooraf opgestelde kwaliteitscriteria, zoals eisen aan de opzet van het onderzoek, compleetheid van gegevens en statistische analyse. Dit is volgens de auteurs de eerste systematische review van meta-analyses over onderzoek waarin homeopathie wordt vergeleken met placebo, voor allerlei indicaties.
De zes meta-analyses die voldeden aan de kwaliteitscriteria, waren gepubliceerd door Linde (1997, 1998), Cucherat (2000), Shang (2005) en Mathie (2014, 2017). In twee van deze meta-analyses ging het uitsluitend over individuele homeopathie, in één over niet-individuele homeopathie en in drie over alle typen homeopathische behandelingen. Het doel van de systematische review was om het effect van homeopathische behandelingen in het algemeen te evalueren. In 5 van de 6 meta-analyses vonden de auteurs een positief effect voor homeopathie vergeleken met placebo, in de zesde meta-analyse kon dit aspect niet worden beoordeeld.
De onderzoekers maakten ook een analyse met alleen studies met de hoogste kwaliteit. Voldoende gegevens daarvoor waren beschikbaar bij 4 van de 6 meta-analyses.
Bij analyse van studies met hoge kwaliteit bleef het positieve resultaat overeind in drie meta-analyses, in de vierde was er geen significant verschil.
De eindconclusie kan zijn dat : het effect van homeopathische geneesmiddelen is niet alleen toe te schrijven aan een placebo-effect. Homeopathie werkt beter dan placebo.
Inzien: Onderzoek Hamre e.a.
RCT en homeopathie
In toenemende mate wordt echter getwijfeld, ook binnen de reguliere geneeskunde, aan het werkelijke nut van RCT’s en daarbij ook aan dat van de meta-analyses. Is het werkelijk “goud” wat er blinkt? [1]
Een paar kritiekpunten:
- Statistisch significante verschillen in de uitkomsten zijn geen garantie voor een klinische relevantie van de verzamelde informatie.
- Door de strenge selectie wordt een kunstmatig onderzoekspopulatie gevormd die niet overeenstemt met de dagelijkse praktijk. RCT’s worden vaak uitgevoerd op jonge mannen, waarbij ouderen met multi-morbiditeit, jonge kinderen en zwangeren niet meegenomen worden.
- Dan worden kleine, weliswaar significante resultaten naar buiten gebracht als grote verbetering, worden soms negatieve uitkomsten en bijwerkingen verdoezeld en wordt het RCT een marketinginstrument van de industrie.
- De onderzoeken zijn erg duur en slechts door grote farmaceutische firma’s met veel geld te doen. Dus is grote, zwaarwegende invloed ontstaan van de industrie met haar commerciële belangen.
Zeker voor gebruik van RCT’s voor homeopathisch onderzoek zijn nog een aantal problemen te noemen:
- Individuen reageren individueel, dat is juist de essentie van de homeopathie. Ten behoeve van statistische bewerking wordt individuele reacties genegeerd. Het streven naar een zo groot mogelijke homogeniteit van de onderzoeksgroep past niet bij de homeopathie.
- Bij een homeopathisch behandeling wordt niet op één klacht of diagnose gefocust, zoals bij een regulier RCT gebruikelijk, maar een behandeling is juist geschikt voor chronische multi-morbiditeit. Deze patiënten zouden bij een RCT niet geïncludeerd worden.
- Effecten van homeopathie hebben vooral in chronische gevallen tijd nodig om duidelijk te worden. De beoordelingstijd voor het aanslaan van de homeopathische behandeling bij een RCT is vaak te kort.
- Verergeringsreacties en gevoel van “welbevinden”, belangrijke indicatoren voor het aanslaan van de homeopathische therapie, worden niet meegenomen bij het uitvoeren van een RCT. Alleen beoordeling van klinische symptomen als teken van succes van de therapie is binnen de homeopathie te beperkt.
- Veranderingen in het symptoombeeld worden als reactie op het homeopathisch geneesmiddel vaak gezien. Syndroom-verschuiving, reacties volgens de Wet van Hering, worden niet gewaardeerd bij een RCT, uitgevoerd volgens de huidige norm.
Een uitgebreidere bespreking van methodologische problemen van RCT’s en mogelijke richtingen voor nieuw onderzoek is te vinden in:
WissHom rapport (2016), hoofdstuk Methodische problemen van gerandomiseerde dubbel-blindstudies in het homeopathie onderzoek
[1] Hickey and Roberts 2011 Boek Tarnished Gold; the sickness of evidence based medicine.
Onderzoek naar werking homeopathische potenties
Het gebruik van hoog gepotentieerde geneesmiddelen is altijd een van de voornaamste punten van kritiek geweest op de homeopathie. Vanuit natuurwetenschappelijk farmaceutisch perspectief worden werkingen van homeopathische potenties in twijfel getrokken, zeker de ultra hoge verdunningen van de hoogpotenties. Zoals beschreven bij de bereiding van homeopathische potenties worden de geneesmiddelen in verdunningsstappen bereid. Elke stap wordt in een vaste verhouding verdund (1:10, 1:100 etc.) en dient als uitgangspunt voor de volgende potentie. Als men zo doorgaat en het omgekeerde getal van Avogadro beschouwt, dan is bij de D24 (24 maal 1:10 verdund en geschud) en de C12 (12 maal 1:100 verdund en geschud) de grens bereikt dat er nog één molecuul van de uitgangsstof aanwezig kan zijn. Boven deze potenties kan men ervan uitgaan dat er geen materiële werkzame stof aanwezig kan zijn. Dit is in strijd met alle farmaceutische principes van werking van geneesmiddelen en ons “gezonde” wetenschappelijke verstand. Homeopathische behandelaars hebben altijd beweerd dat potenties werkzame geneesmiddelen zijn met een duidelijke klinische werking. Onderzoek toont wel degelijk werking aan van potenties op levende systemen. Hoe kan dat?
Fysisch onderzoek naar werking homeopathische hoogpotenties
Hoe homeopathische potenties werken is niet bekend, echter er zijn wel verschillende theorieën over de werking. Natuurkundige experimenten hebben structurele veranderingen in water aangetoond bij homeopathische potenties, waarbij dus een duidelijk verschil werd gezien tussen de gepotentieerde preparaten en controlepreparaten van alleen water. De gebruikte methoden hiervoor zijn o.a. lage temperatuur-thermoluminescentie, flux-calorimetrie, conductometrie (geleidsbaarheidmeting), Raman- en Ultra-Violet-spectroscopie en NMR (Nuclear Magnetic Resonance. Zonder hier in detail op deze methoden in te gaan, willen we wel noemen dat er verschillende onderzoeksgroepen zich met dit fundamenteel fysisch onderzoek bezighouden; deze wetenschappers zijn verenigd in de GIRI – Groupe International de Recherche sur L’Infinitésimal (int) en bestaat uit ongeveer 100 farmacologen, biologen, artsen, chemici en fysici. Publicaties vinden plaats in reguliere tijdschriften en daarnaast bestaat een International Journal of High Dilution Research. De Homeopathic Basic Research Experiments (HomBRex) Database bevat meer dan 1000 publicaties met 1400 experimenten.
Recent voorbeeld: Fundamenteel onderzoek naar ultrahoge potenties met behulp van kleurstoffen S. Cartwright [12].
In 2015 is er een baanbrekend onderzoek gepubliceerd waarbij aangetoond kon worden met behulp van solvatochromische kleurstoffen dat homeopathische hoge potenties verschillen van enkel oplosmiddel. Een oplossing van glycerol 50 MK, een ultra hoge homeopathische potentie, waarin geen moleculair bestanddeel van de uitgangsstof aanwezig kan zijn, werd vergeleken met enkel water alcohol oplossing. Bij de homeopathische potenties ontstonden kleurveranderingen onder invloed van de kleurstofreacties die spectrofotometrisch werden geanalyseerd. De solvatochromische kleurstoffen lijken te reageren op elektrische veranderingen in hun omgeving. Dus dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat de werking van homeopathische potenties berust op informatie vastgelegd als elektrische lading. De resultaten waren significant en reproduceerbaar.
[12] Cartwright S.J. Solvatochromic dyes detect the presence of homeopathic potencies. Homeopathy, 2016;105(1):55-65 | PubMed
Onderzoek naar het similia-principe
Vergeleken met het onderzoek naar de werking van homeopathische hoogpotenties is er veel minder onderzoek gedaan naar het similia-principe, de basis van de homeopathie. Dit terwijl toch vanuit wetenschappelijke kring grote twijfel bestaat over de zinnigheid van dit principe. Hoewel er minder studies zijn, bestaat er wel kwalitatief goed onderzoek, vooral door de Nederlandse celbiologen Wiegant en van Wijk. Zij onderzochten de geldigheid van dit principe op cellulair niveau. Er wordt door hen gesproken over “postconditioning hormesis”, hieronder wordt verstaan: “Schade door een hoge dosis stress kan worden verminderd door een nabehandeling met een lage dosis van dezelfde stressor. Hier ligt een opvallende gelijkenis met het similia-principe, maar nu op celniveau. “De lage dosis stress haalt als het ware het beschadigde systeem uit de knoop en ondersteunt het herstel. “
De levercel is hierbij een bruikbaar onderzoeksmodel gebleken. Na blootstelling aan een vorm van stress, bijvoorbeeld hitte, is het zelfherstel te herkennen aan eiwitpatronen, die gevormd zijn als reactie op de stress. De patronen van de herstelbevorderende eiwitten verschillen per type cellstress. Onderzoek naar het effect van lage doses van deze diverse stress-typen eiwitten op de overleving van beschadigde cellen, heeft inmiddels aangetoond dat het overlevingspercentage toenam naar mate de patronen van de stress-eiwitten meer gelijkenis vertoonden met de eiwitten gevormd als reactie op de oorspronkelijke stressor[13] [14].
Meer informatie in: Rapport WissHom: Stand van het fundamenteel onderzoek in de homeopathie; Stephan Baumgartner (2016)
[13] van Wijk R, Wiegant FAC. Postconditioning hormesis and the similia principle. Frontiers in Bioscience. 2011;E3:1128-38 | PubMed
[14] Wiegant F, Van Wijk R. The similia principle: Results obtained in a cellular model system. Homeopathy. 2010;99(1):3-14 | PubMed
Chronische aandoeningen in de huisartspraktijk
Hier wordt één voorbeeld genoemd van een dergelijk “Health Service Onderzoek”, zie voor meer beschrijvingen van dergelijk onderzoek het rapport van WissHom.
Een studie in Duitsland van 493 patiënten, die door huisartsen behandeld werden voor chronische aandoeningen, liet zien dat homeopathie betere klinische resultaten gaf dan reguliere behandeling tegen dezelfde kosten. [15]
Een Duitse ziektekostenverzekeraar maakte een studie mogelijk om de waarde van homeopathie te bepalen bij het behandelen van chronische aandoeningen die vaak in de huisartspraktijk voorkomen. Dit werd gedaan om te bepalen of ze met de betaling van homeopathische behandelingen zouden doorgaan. 493 patiënten (315 volwassenen en 178 kinderen) werden behandeld door huisartsen. Ze kregen of reguliere medicijnen of homeopathie. De studie gaf als uitkomst dat de homeopathie groep een grotere verbetering aangaf dan de groep die reguliere behandeling kreeg (p=0,002). De doktersbeoordeling liet ook zien dat de kinderen die homeopathie kregen een betere klinische respons hadden dan degenen die die reguliere medicijnen ontvingen (p<0,001). Er was geen significant verschil in kosten van beide groepen.
Aandoeningen die werden behandeld waren hoofdpijn, lage rugpijn, depressie, slapeloosheid en sinusitis bij volwassenen en atopisch eczeem, allergische rinitis en astma bij kinderen. Deze studie is gepubliceerd in 2005 en de verzekeringsmaatschappij (Innungskrankenkasse Hamburg) is tot op heden doorgegaan met het vergoeden van homeopathische behandeling.
Het zou goed zijn als deze studie wordt herhaald in andere landen en op een grotere schaal om te zien of weer dezelfde resultaten worden behaald.
Complementair werkende huisartsen werken goedkoper
De zorgkosten van patiënten van complementair werkende huisartsen zijn 10-12% lager dan van patiënten van regulier werkende huisartsen en in het laatste levensjaar zelfs meer dan 50% lager. Dat blijkt uit onderzoek van Baars en Kooreman [16][17]. De uitkomsten kunnen niet worden toegeschreven aan sociaaleconomische verschillen en evenmin aan een verschil in patiënten, want complementair werkende artsen blijken relatief gezien veel patiënten te hebben met een ernstige of chronische ziekte.
Conclusie:
De studies uit de health services research vertonen alles bij elkaar genomen een relatief uniform beeld: Bij patiënten die zich homeopathisch laten behandelen, treden in de klinische praktijk van alledag relevante verbeteringen op die net zo duidelijk zijn als in de conventionele therapie, maar met minder bijwerkingen en in de helft van alle economische studies tegen geringere kosten.
[15] Witt C, Keil T, Selim D, et al. Outcome and costs of homeopathic and conventional treatment strategies: a comparative cohort study in patients with chronic disorders. Complement Ther Med, 2005;13: 79-86 | PubMed
[16] Baars, E.W., and Kooreman, P. (2014) Complementair werkende huisartsen en de kosten van zorg. Full text
[17] Baars, E.W., and Kooreman, P. (2014) A 6-year comparative economic evaluation of healthcare costs and mortality rates of Dutch patients from conventional and CAM GPs.| PubMed
De originele conclusies van alle zes systematische reviews
Dit zijn de originele conclusies van deze zes systematische reviews, van de oudste tot de nieuwste.
- Kleijnen et al 1991; “Momenteel is het bewijs van de clinical trials positief, maar niet voldoende om definitieve conclusies te trekken omdat de meeste onderzoeken van lage methodologische kwaliteit zijn en vanwege de onbekende rol die de publicatie-bias speelt. Dit wijst erop dat het legitiem is verder onderzoek te doen naar homeopathie echter alleen met goed uitgevoerd onderzoek” [19].
- Linde et al 1997. “De resultaten van onze meta-analyse komen niet overeen met de hypothese dat de klinische effecten van homeopathie volledig het gevolg zijn van een placebo-werking. Echter we vonden onvoldoende bewijs vanuit de studies dat homeopathie duidelijk werkzaam is bij enige klinische aandoening.Verder onderzoek naar homeopathie is gerechtvaardigd als het strikt en systematisch is”[20].
- Linde et al 1999. “ We concluderen dat in de verzameling onderzochte studies er een duidelijk bewijs is, dat studies van betere methodologische kwaliteit neigden naar minder positief resultaat”[21].
- Cucherat et al 2000. “Er is enig bewijs dat homeopathische behandelingen meer effectief zijn dan een placebo, echter het bewijs is mager vanwege de lage methodologische kwaliteit van de studies. Studies van hoge methodologische kwaliteit bleken eerder negatief dan studies van lage kwaliteit. Verdere studies van hoge kwaliteit zijn nodig om deze resultaten te bevestigen”[22].
- Shang et al 2005. “Bias is aanwezig in de placebo gecontroleerde trials van zowel homeopathische als reguliere medicijnen. Als met de bias bij de analyse rekening wordt gehouden was er een gering bewijs voor een specifieke werking van homeopathische geneesmiddelen, maar een sterk bewijs voor specifieke effecten van reguliere interventies. Deze bevinding komt overeen met het inzicht dat de klinische effecten van homeopathie placebo werkingen zijn”[23].
- Mathie et al 2014. “Geneesmiddelen voorgeschreven gebruikmakend van geïndividualiseerde homeopathie kunnen kleine, specifieke behandeleffecten hebben. Bevindingen komen overeen met subgroepgegevens uit eerdere algehele systematische reviews. De lage of onduidelijke overall kwaliteit van het bewijs zet aan tot voorzichtigheid bij het interpreteren van de bevindingen. Nieuw RCT-onderzoek van hoge kwaliteit is nodig om een meer beslissende interpretatie mogelijk te maken”[24].
[19] Kleijnen J, Knipschild P, ter Riet G. Clinical trials of homeopathy. BMJ, 1991; 302: 960 | PubMed
[20] Linde K, et al. Are the clinical effects of homeopathy placebo effects? A meta-analysis of placebo-controlled trials. Lancet, 1997; 350: 834–843 | PubMed
[21] Linde K, et al. Impact of study quality on outcome in placebo-controlled trials of homeopathy. Clin Epidemiol, 1999; 52: 631–636 | PubMed
[22] Cucherat M, Haugh M C, Gooch M, Boissel J P. Evidence of clinical efficacy of homeopathy. A meta-analysis of clinical trials. HMRAG. Homeopathic Medicines Research Advisory Group. J Clin Pharmacol, 2000; 56: 27–33 | PubMed
[23] Shang A, Huwiler-Muntener K, Nartey L, et al. Are the clinical effects of homoeopathy placebo effects? Comparative study of placebo-controlled trials of homoeopathy and allopathy. Lancet, 2005; 366: 726–32 | PubMed
[24] Mathie RT et al. Randomised placebo-controlled trials of individualised homeopathic treatment: systematic review and meta-analysis. Systematic Reviews, 2014; 3: 142 | Full text
De meest recente onderzoeksresultaten: Mathie et al. 2014
De meest recente veelomvattende systematische review laat zien, dat als men alleen de gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken van hoogste kwaliteit analyseert, homeopathische geneesmiddelen voorgeschreven volgens een geïndividualiseerde homeopathische behandeling 1,5 tot 2 maal gunstiger blijken te werken dan een placebo.[24]
De verkeerde opvatting dat trials van hoge kwaliteit laten zien dat homeopathie niet werkt lijkt zijn oorsprong te vinden in een verkeerde interpretatie van de trends gezien in twee veelomvattende systematische reviews (Linde 1997[25] en Shang 2005[26]) die onderzoeken van hoge kwaliteit selecteerden.
Hieronder volgt wat de gegevens van deze studies ons eigenlijk zeggen:
“In 1997 identificeerden Klaus Linde en medewerkers 89 klinische studies van homeopathie die een overall odds-ratio vertoonden van 2,45 ten gunste van de homeopathie ten opzichte van placebo. Er was een trend zichtbaar van een iets minder gunstige werking van de studies van hoogste kwaliteit, maar de 10 trials met de hoogste Jadad-score lieten nog steeds zien dat homeopathie een statistisch significante werking heeft.” [27]
De Shang 2005 studie (link) begon de kwaliteit van trials van homeopathie en reguliere geneeskunde te vergelijken door naar 110 op elkaar lijkende trials van elk van de twee disciplines te kijken. De auteurs stelden vast dat 21 van de homeopathische trials en 9 van de reguliere trials van “hoge kwaliteit” waren. Shangs team besloot daarop slechts 8 van deze onderzoeken van hoge kwaliteit te analyseren, hetgeen leidde tot een negatief resultaat voor de homeopathie in vergelijk met placebo, maar als men alle 21 homeopathische onderzoeken van hoge kwaliteit analyseert, blijken de resultaten positief, dat wil zeggen dat homeopathie een effect heeft meer dan dat van een placebo”[28][29].
De Mathie et al. studie omvat de analyse van 151 placebo-gecontroleerde gerandomiseerde trials – 41 meer trials dan het onderzoek van Shang’s team bevatte in 2005 – maar die wel voldoen aan de door Shang gehanteerde insluitingscriteria.
Dit laat zien in welke mate de 15 jaar oude Shang et al. studie, die nu slechts 73% van de beschikbare onderzoeken bevat, ingehaald is.
[25] Linde K, et al. Are the clinical effects of homeopathy placebo effects? A meta-analysis of placebo-controlled trials. Lancet, 1997; 350: 834–843 | PubMed
[26] 5. Shang A, Huwiler-Muntener K, Nartey L, et al. Are the clinical effects of homoeopathy placebo effects? Comparative study of placebo-controlled trials of homoeopathy and allopathy. Lancet, 2005; 366: 726–32 | PubMed
[27] Hahn RG. Homeopathy: Meta-Analyses of Pooled Clinical Data. Forsch Komplementmed, 2013;20:000–000 Published online: October 17, 2013 DOI: 10.1159/000355916 | PubMed
[28] Lewith G, Professor of Health Research at Southampton University, Letter to the Editor, Positive Health, December 2008 | Full Text
[29] Rutten, A.L.B. & Stolper, C.F (2008): The 2005 Meta-Analysis of Homeopathy: The Importance of Post- publication Data. In: Homeopathy, 97 (4), 169–177. | PubMed
Discussie
De negatieve studie – bekendstaand als de “Lancet Study” of “Shang artikel” gepubliceerd in 2005 – blijft de enige studie ooit waarvan de conclusie is dat homeopathie niet meer dan een placebo is. Dus als mensen zeggen “de beste studies hebben aangetoond dat het niet beter is dan placebo” beseffen ze zelden dat zij deze mening geheel baseren op één artikel dat:
a/ tegengesproken wordt door vijf andere artikelen;
b/ in brede kring kritiek heeft opgeroepen omdat het in ernstige mate onvolkomenheden vertoont; en
c/ nu verouderd is en is vervangen door het artikel uit 2014 van Mathie et al.[24]
Plausability bias
Bij het onderzoek naar de homeopathie schijnt de beoordeling van de data op grond van de onverenigbaarheid met bepaalde vooraf aanwezige theoretische opvattingen, een belangrijke rol te spelen. Dit verschijnsel wordt in de wetenschapstheorie “plausibiliteits-bias” (plausibility bias) genoemd [30]. Bijvoorbeeld Hahn (2013) [31] analyseert de in- en uitsluitingscriteria voor studies in het kader van meta-analyses over homeopathie, waarbij een negatieve of neutrale tendens heerst en toont o.a. aan de hand van statistische overwegingen aan, dat zij waarschijnlijk achteraf geformuleerd werden. Hij vermoedt dat deze methodische procedure ideologisch gemotiveerd is, hetgeen volledig in tegenspraak zou zijn met de wetenschappelijke eisen van Evidence Based Medicine.
Meer informatie in: Rapport WissHom; Meta-analyses in het klinisch onderzoek van de homeopathie.
[30] Rutten, L., Mathie, R.T., Fisher, P., Goossens, M. & Wassenhoven, M. van (2013): Plausibility and Evidence: The Case of Homeopathy. In: Medicine, Health Care and Philosophy, 16 (3), 525–532 | PubMed
[31] Hahn, R. G. (2013): Homeopathy: Meta-Analyses of Pooled Clinical Data. In: Forschende Komplementärmedizin, 20 (5), 376–381 | PubMed
Zwitsers overheidsrapport homeopathie
In 2006 verscheen een korte samenvatting van een HTA-rapport over homeopathie van de Bundesamt für Socialversicherungen (BSV) als onderdeel van het Evaluatieprogramma Complementaire Geneeskunde (PEK). Dit programma was opgezet na een beslissing van de Zwitserse overheid in 1998 om verschillende disciplines van complementaire geneeskunde voorlopig toe te laten tot lijst door de overheid vergoede behandelingen binnen het nationale gezondheidszorg systeem.
In 2009 liet een referendum onder de Zwitserse bevolking zien dat 67% voorstander is van toelating van homeopathie en andere complementaire geneeswijzen tot deze lijst.
De Engelse vertaling van dit HTA-rapport verscheen in 2011 in boekvorm [32].
Het rapport evalueert:
- het bewijs van fundamenteel onderzoek (fundamentele fysisch-chemische studies, studies met plantengeneesmiddelen, ‘in vitro’ studies);
- het bewijs vanuit de essentie van de dubbelblinde placebo-gecontroleerde klinische studies, meta-analyses;
- de veiligheid en kosteneffectiviteit van de homeopathie in vergelijking met de reguliere geneeskunde.
In 2011 besloot de Zwitserse overheid dat de homeopathie voorlopig zou worden opgenomen in het nationale stelsel en dat later, op basis van wetenschappelijke evaluatie, zou worden beslist of dit permanent zou worden. Inmiddels heeft het Zwitsers ministerie van Binnenlandse Zaken aangekondigd dat homeopathie vanaf mei 2017 dezelfde status zal krijgen als reguliere geneeskunde en dan zal worden vergoed door de verplichte zorgverzekering mits de behandeling door artsen met aanvullende opleiding in de homeopathie wordt toegepast.
Dit sterk positieve rapport en de beslissing van de Zwitserse overheid heeft veel stof doen opwaaien. Tegenstanders beschuldigden de onderzoekers van wetenschappelijke misleiding [33], waarop de auteurs van het rapport dit direct in een artikel weerlegden [34].
[32] Bornhoft G, Matthiessen P (eds), 2011. Homeopathy in Healthcare: Effectiveness, Appropriateness, Safety, Costs. Berlin, Springer-Verlag.
[33] Shaw DM. The Swiss report on homeopathy: a case study of research misconduct. Swiss Med Wkly, 2012; 31:142 | PubMed
[34] von Ammon K, Bornhöft G, Maxion-Bergemann S, Righetti M, Baumgartner S, Thurneysen A, Wolf U, Matthiessen PF. Familiarity, objectivity and misconduct. Counterstatement to Shaw DM. The Swiss Report on homoeopathy: a case study of research misconduct. Swiss Med Wkly 2012; 31: 142. Swiss Med Wkly, 2013; 17:143 | PubMed
Rapport homeopathie van het Verenigd Koninkrijk, 2009
In November 2009 heeft de Science and Technology Select Comittee van het parlement van het VK ook een onderzoek naar bewijs (evidence check) voor de homeopathie uitgevoerd. Dit onderzoek is dus gedaan door leden van het parlement zelf en niet door wetenschappers. Het originele rapport van de commissie is hier te vinden: http://www.homeowatch.org/policy/evidence_check.pdf
Inmiddels is dit “Select Committee”-rapport (ook wel EC2 or Evidence Check 2 genoemd) berucht te noemen en wordt het vaak aangehaald als het definitieve negatieve rapport omtrent bewijs van homeopathie. Het is echter geen echt wetenschappelijk rapport en maakt geen deel uit van de geaccepteerde wetenschappelijke literatuur. Het EC2 rapport is niet uitgevoerd als een formeel onderzoek dat voldoet aan strenge onderzoeksvereisten. Dit in tegenstelling tot het Zwitsers rapport dat aantoonbaar de erkende HTA-methodologie volgt [35]. Hierbij moet opgemerkt worden dat het ministerie van gezondheid, dus de regering van het VK, de aanbevelingen gedaan in het EC2 rapport terzijde legde; een aantal parlementariërs noemden het rapport ongegrond. Vertegenwoordigers van de homeopathische beroepsgroep, evenals buitenstaanders, wezen het EC2 rapport van de commissie volkomen af. De kritiek behelsde het tendentieuze karakter van het rapport en de wetenschappelijk onjuistheden. Toch wordt dit rapport, ondanks de terechte kritiek, nog steeds door niet-homeopathische organisaties gebruikt als referentiepunt voor beoordeling van de homeopathie in het VK.
Van de vijf bestaande meta-analyses baseerde de commissie haar mening op slechts één van de rapporten. Dat is net het meest bekritiseerde en achterhaalde Lancet-rapport van Shang e.a. [36] (link C.5.2) dat als enige van de vijf studies concludeerde dat homeopathie niet zou werken. Studies die ingingen op bewijs voor werkzaamheid van homeopathie in de praktijk, zelfs van zeer goede kwaliteit, werden genegeerd.
Het besluit van de regering was dat homeopathische geneesmiddelen verkrijgbaar bleven en homeopathie een onderdeel van NHS bleef.
[35] HTA methodologie stelt bredere vragen dan een meta analyse, dat vooral RCT’s samenvat gericht op kunstmatig onderzoekssituaties. Werkt de methode in de praktijk, in werkelijke, klinische situaties? Hoe wordt het toegepast? Is het veilig? Is het kosteneffectief?
[36] Shang A, Huwiler-Muntener K, Nartey L, et al. Are the clinical effects of homoeopathy placebo effects? Comparative study of placebo-controlled trials of homoeopathy and allopathy. Lancet, 2005; 366: 726–32 | PubMed
Rapport Australische overheid over homeopthie
Eenzelfde soort situatie deed zich onlangs voor in Australië, waar de National Health and Medical Research Council (NHMRC) een rapport over homeopathie publiceerde in maart 2015 [37]. De conclusies waren, dat er geen aandoeningen zijn waarvoor voldoende betrouwbaar bewijs te vinden is dat homeopathie werkt. Deze negatieve conclusie staat in schril contrast met andere op wetenschappelijk niveau uitgevoerde en gepubliceerde systematische reviews over homeopathie bij een aantal klinische aandoeningen. Hier werd gevonden dat homeopathie bij deze aandoeningen juist gunstig werkte of neigde naar een positief resultaat [38]. (Link faculty of homeopathy)
Verder wemelt het rapport van de methodologische problemen, waarvan de meest opvallende is dat ze een systematische review doen van systematische reviews in plaats van de originele RCT’s zelf op te sporen en de uitkomsten opnieuw te bekijken. Meer gedetailleerd commentaar op het NHMRC rapport kan gevonden worden op de website van het Homeopathic Research Institute.
https://www.hri-research.org/resources/homeopathy-the-debate/the-australian-report-on-homeopathy/
De Australian Homeopathic Association (samen met de CMA- Complementary Medicines Australis) heeft een krachtige reactie op dit negatieve rapport gegeven. Als gevolg hiervan heeft in september 2015 de Australische overheid , het NHMRC, erin toegestemd een formeel intern onderzoek te doen naar het proces dat geleid heeft tot vermeende procedurele onregelmatigheden, bias en methodologische gebreken in dit rapport.
Teken de petitie: Australisch rapport, wetenschappelijk wangedrag!
[37] https://www.nhmrc.gov.au/guidelines-publications/cam02
[38] Mathie R, et al. Controlled clinical studies of homeopathy. Homeopathy, 2015; http://dx.doi.org/10.1016/j.homp.2015.05.003
EASAC rapport
Door deze organisatie werd in september 2017 een rapport over homeopathische geneesmiddelen gepubliceerd.
Daarin wordt gesteld dat ‘er geen gedegen, reproduceerbaar bewijs is dat homeopathische producten werkzaam zijn tegen welke bekende ziekte ook’. Deze bewering was onder andere
gebaseerd op het ondeugdelijke Australische rapport.
Homeopathische producten zouden volgens de EASAC aan precies dezelfde eisen moeten voldoen als de reguliere farmaceutische producten. Anders zouden zorgverzekeraars de homeopathische
producten en diensten niet meer moeten vergoeden. Deze eis van de EASAC is onlogisch en onrealistisch, want homeopathische geneesmiddelen kennen een totaal ander werkingsmechanisme
dan reguliere medicijnen. Ook worden ze vaak individueel toegepast, terwijl dat bij reguliere medicijnen doorgaans niet het geval is.
Lees hier het persbericht van de AVIG, vakgroep homeopathie naar aanleiding van dit rapport.
Onderzoek homeopathie en gebruikelijke zorg voor premenstrueel syndroom (PMS)
Onderzoek: Homeopathie als aanvulling versus uitsluitend gebruikelijke zorg, bij vrouwen met premenstruele klachten (2012-2016)
Samenvatting
Vrouwen met premenstrueel syndroom (PMS) hebben lichamelijke of psychische klachten in periode voor de menstruatie. Individuele homeopathische behandeling zou deze vrouwen kunnen helpen. In deze studie werd onderzocht of een individuele homeopathische behandeling voor vrouwen met PMS meerwaarde kon hebben, als aanvulling op de ‘gebruikelijke’ zorg. Er werd een speciaal ontworpen half gestandaardiseerd behandelplan gebruikt met 11 homeopathische geneesmiddelen.
De hoofdvraag van de studie was, of het mogelijk zou zijn om een dergelijk onderzoek op grotere schaal te organiseren in drie landen, Nederland, Duitsland en Zweden. Dat bleek niet mogelijk. In Duitsland kon het onderzoek geen doorgang vinden, vanwege wettelijke bepalingen. In Zweden bleek het werven van proefpersonen zeer moeilijk. In Nederland kon het onderzoek zonder hindernissen worden uitgevoerd.
Er werden goede resultaten gerapporteerd. Er werd een significant verschil tussen de behandelgroepen gemeten in verbetering van premenstruele klachten, ten gunste van de homeopathie groep.
Inleiding
Veel vrouwen in de vruchtbare leeftijd worden gehinderd door premenstruele klachten. Dat zijn lichamelijke of psychische klachten in de periode voor de menstruatie begint. Soms duurt dat enkele dagen, soms wel twee weken. Voorbeelden zijn: vocht vasthouden, verminderde weerstand, somberheid of stemmingswisselingen. Deze vrouwen ervaren veel hinder in hun dagelijks leven. Daarnaast kan het ten koste gaan van arbeidsproductiviteit. Bij ongeveer 10-40% van de vrouwen in deze levensfase kan de diagnose Premenstrueel syndroom (PMS) of Premenstruele dysforie (PMDD) met nadruk op depressieve klachten, worden gesteld.
Naast voedings- en leefstijladviezen bestaan reguliere (gebruikelijke) behandelingen uit antidepressiva of de anticonceptiepil. Veel vrouwen hebben behoefte aan andere behandelopties. Individueel voorgeschreven homeopathische geneesmiddelen kunnen heilzaam zijn bij PMS/PMDD. Dat bleek al uit de praktijk en uit eerder onderzoek.
In Nederland werd in 2007 gestart met een onderzoekslijn voor homeopathische behandeling van vrouwen met PMS/PMDD. Er werden een vragenlijst en een behandelalgoritme ontworpen voor individuele behandeling, met 11 homeopathische geneesmiddelen. Deze homeopathische behandeling werd eerst uitgebreid getest in de praktijk, met goede resultaten: bij 57% van de vrouwen die dit eerdere onderzoek voltooiden, trad een relevante verbetering op van de premenstruele symptomen (2007-2011).
Methode
In het huidige onderzoek (2012-2016) werd de haalbaarheid onderzocht van het opzetten van een groot internationaal onderzoek met twee behandelgroepen. De ene groep kreeg de homeopathische behandeling als aanvulling op ‘gebruikelijke’ zorg, de andere groep uitsluitend ‘gebruikelijke’ zorg. De resultaten werden aan het eind vergeleken. ‘Gebruikelijke zorg’ is eventuele reguliere behandeling door huisarts, psycholoog of specialist, naast alles wat de vrouwen zelf nog doen vanwege PMS.
Dit onderzoek was een pilot study in Nederland, Zweden en Duitsland. De deelnemende vrouwen werden door het lot toegewezen aan één van de twee behandelgroepen: aanvullende homeopathische behandeling (HB) of uitsluitend gebruikelijke zorg (GZ). Het doel was, om te testen of deze homeopathische behandeling voor de vrouwen met PMS/PMDD aanvullende waarde had in de praktijk, naast gebruikelijke zorg.
Vrouwen die wilden deelnemen, tekenden eerst een toestemmingsverklaring. Daarna hielden ze gedurende twee maanden een symptomendagboek bij de Daily Record of Severity of Problems (DRSP). Hiermee kon de diagnose PMS of PMDD worden vastgesteld. Was de diagnose bevestigd, dan werden ze toegewezen aan een van de twee behandelgroepen. De behandelfase besloeg 4 maanden. Alle deelnemende vrouwen gingen door met de maatregelen ze vooraf al hadden genomen, zoals voedingsaanpassingen, sporten, yoga, het gebruik van voedingssupplementen of reguliere medicijnen.
De vrouwen in de HB groep kregen daarnaast een homeopathische behandeling. In Nederland gingen ze naar één van de 20 deelnemende leden van de vakgroep homeopathie van de Artsen Vereniging Integrale Geneeskunde (AVIG). In Zweden namen er 6 homeopaten, leden van de Zweedse wetenschappelijke vereniging voor homeopathie, als behandelaar deel aan het onderzoek. Allen waren zij vooraf geïnstrueerd over het gebruik van het homeopathisch behandelplan. Het eerste voorschrift was één van de 11 voorgeselecteerde geneesmiddelen, volgens het behandelplan. Bij vervolgconsulten kon er zo nodig een ander homeopathisch geneesmiddel worden gegeven.
Vrouwen in de GZ groep kregen het advies om hun huisarts te raadplegen. Echter, dat hoefde niet, bijvoorbeeld als ze al eerder voor dit probleem bij hun huisarts waren geweest. De huisarts gaf advies zoals hij/zij gewend was te doen bij dit probleem. Alle vrouwen in de GZ groep kregen het aanbod om na afloop van het onderzoek alsnog een homeopathische behandeling te volgen.
Om de resultaten te meten, vulden de vrouwen vragenlijsten in, voor en na de behandeling. Dat waren de eerder genoemde dagboeken (DRSP) en een vragenlijst over ‘eigen problemen’ en ‘welbevinden’ (MYCAW). Bij deze laatste vragenlijst konden ze zelf opschrijven wat hun voornaamste zorg of probleem was.
Voortgang en resultaten
In Duitsland kon het onderzoek uiteindelijk niet doorgaan. Dat had te maken met wettelijke bepalingen. De ruimte die de wet geeft, verschilt per land. De Duitse autoriteiten bestempelden de studie als een ‘geneesmiddelonderzoek’. Echter, vooraf wisten de onderzoekers niet precies welke homeopathische geneesmiddelen gebruikt zouden worden. Daardoor kon niet worden voldaan aan de eisen voor geneesmiddelonderzoek.
In Zweden speelden er andere problemen. Op de universiteit waar de studie werd gecoördineerd, ontstond grote ophef over het doen van onderzoek naar homeopathie. Daardoor liep de start van de studie vertraging op. Na het hervatten van de wervingsactiviteiten bleek het niet mogelijk om voldoende vrouwen in de studie op te nemen. In Nederland kon de pilot study volgens plan worden uitgevoerd. Binnen twee jaar waren 38 vrouwen in de studie opgenomen, zoals beoogd.
In totaal werden er in Nederland en Zweden 60 vrouwen in het onderzoek opgenomen (32 GZ, 28 HB). Aan het einde van de onderzoeksperiode konden van 46 vrouwen (22 GZ, 24 HB) de gegevens worden geanalyseerd. De verbetering van premenstruele symptomen was na 4 maanden in de HB groep significant beter dan in de GZ groep. Ook waren in de HB-groep de scores voor verbetering van ‘eigen zorg/probleem’ en ‘welbevinden’ significant beter.
Dit onderzoek geeft geen antwoord op de vraag of homeopathische geneesmiddelen al of geen effect hebben. Daarvoor is een andere onderzoeksopzet nodig, namelijk met een placebo pil (neppil) als vergelijking. In dit onderzoek is ervoor gekozen de gang van zaken in de dagelijkse praktijk te onderzoeken. Kunnen we aan vrouwen met PMS/PMDD deze homeopathische behandeling adviseren? Dat lijkt nu een goede optie.
Conclusies
Het blijkt niet haalbaar om een groot, internationaal onderzoek, naar het voorbeeld van deze pilot study, op te zetten. Dat heeft te maken met wettelijke bepalingen in Duitsland en de moeizame werving van vrouwen in Zweden.
Voor vrouwen met PMS/PMDD die interesse hebben in homeopathie, is deze homeopathische behandeling een optie. De aanvullende waarde, naast gebruikelijke zorg, werd aangetoond door significante verschillen tussen beide groepen in verbetering van symptomen, ten gunste van de homeopathie groep.
Sponsoren
Het onderzoek werd financieel ondersteund door het International Scientific Committee for Homeopathic Investigations (ISCHI), de Swedish Scientific Homeopathic Association, de Koninklijke Vereniging Homeopathie Nederland (KVHN) en het Hilly de Roever-Bonnet Fonds.
Mei 2018. Christien Klein-Laansma
Wetenschappelijke publicaties over het PMS onderzoek
-Klein-Laansma CT, Jong M, von Hagens C, Jansen JPCH, van Wietmarschen H, Jong MC. Semi-Individualized Homeopathy Add-On Versus Usual Care Only for Premenstrual Disorders: A Randomized, Controlled Feasibility Study. J Altern Complement Med. 2018 Mar 22. doi: 10.1089/acm.2017.0388.
-Klein-Laansma CT, Rutten ALB, Jansen JPCH, van Wietmarschen H, Jong MC. Evaluation of a Prognostic Homeopathic Questionnaire for Women with Premenstrual Disorders. Complement Med Res. 2018 Mar 19. doi: 10.1159/000487318.
-Klein-Laansma CT, Jansen JCH, Van Tilborgh AJW and Van Vliet M. Evaluation of Semi Standardized Individualized Homeopathic Treatment of 77 Women with Premenstrual Disorders: Observational Study with 9 Months Follow-Up, Altern Integ Med 2014, 3:3. http://dx.doi.org/10.4172/2327-5162.1000164
-Klein-Laansma CT, Jansen JC, van Tilborgh AJ, Van der Windt DA, Mathie RT, Rutten AL. Semi-standardised homeopathic treatment of premenstrual syndrome with a limited number of medicines: feasibility study. Homeopathy. 2010 Jul;99(3):192-204.doi:10.1016/j.homp.2010.05.007.
Bayesiaans statistisch onderzoek binnen de homeopathie, Lex Rutten
Lex Rutten en collegae zijn eind jaren 90 begonnen vanuit de eigen homeopathisch praktijk een aantal principiële vragen te stellen. Homeopathie is gebouwd op praktijkervaring en vastgelegde casuïstiek van twee eeuwen. Maar hoe betrouwbaar is deze ervaring? Is het mogelijk met modern, statistisch methodiek de homeopathische praktijkervaring te verbeteren en veel preciezere prognoses te geven van kans op succes van een homeopathisch voorschrift? Eerst werden uit eigen praktijken casuïstiek van bekende homeopathische geneesmiddelen, geregistreerd en in consensusbesprekingen vergeleken.
Dit gaf enig inzicht, maar een sprong voorwaarts maakte men toen moderne statistische methoden werden bestudeerd en op geschiktheid waren getoetst. Het bleek mogelijk klinische gegevens veel preciezer te analyseren, de statistische betrouwbaarheid van homeopathische symptomen vast te leggen en meer exacte uitspraken te doen over prognose van homeopathische voorschriften. Dus, doel van dit onderzoek is niet de zoveelste poging te doen homeopathie te “bewijzen”, maar het gaat om het ontwikkelen van de homeopathie zelf als wetenschappelijke methode.
Bayesiaanse statistiek
Het bleek dat statische methodiek volgens Bayes (theorema van Bayes) bij uitstek geschikt was onze homeopathische praktijkervaring te analyseren. Deze statistische methode wordt toenemend gebruikt binnen medische diagnostische kennissystemen, maar ook in fysica en techniek wordt de methode gebruikt. Bayes (1702-1761) was een Engels predikant en wiskundige, die zich toegelegd heeft op kansberekening. Deze aparte tak van de statistiek is naar hem vernoemd, Bayesiaanse statistiek.
Likelihood Ratio, LR-ratio in de homeopathie
Men kan de waarde van een symptoom voor elk homeopathisch geneesmiddel bepalen door te kijken hoeveel vaker een symptoom gezien wordt bij patiënten die goed reageren op een bepaald homeopathisch geneesmiddel dan bij de rest van de patiëntpopulatie. Dit aannemelijkheidsquotient, wordt ook wel Likelihood ratio (LR-ratio) genoemd. Een LR > 1 wil zeggen dat het symptoom passend is voor het homeopathisch geneesmiddel. Hoe hoger de LR hoe groter de kans is dat het geneesmiddel voorgeschreven op dit symptoom ook het juiste is en werkt. Door een combinatie van verschillende symptomen die op hetzelfde middel wijzen wordt de kans dat dit specifieke middel gaat werken stapsgewijs groter. Ieder symptoom beïnvloedt de kans dat het middel gaat werken bij de desbetreffende persoon en wordt daarom een prognostic factor genoemd. Deze aanpak is dus niet alleen op de aandoening, maar ook op de persoon gericht.
Voor meer informatie over Bayesiaanse statistiek en toepassing in de homeopathie, zie de website van Lex Rutten: http://www.dokterrutten.nl/wps/for-colleagues-english/
LR Ratio in de praktijk onderzocht
Van 2004 tot 2007 heeft het eerste prospectieve onderzoek plaatsgevonden in tien Nederlandse homeopathische praktijken met als doel de LR ratio te bepalen van een zestal in de homeopathische praktijk veel gebruikte symptomen.
http://www.homeopathyjournal.net/article/S1475-4916(08)00133-1/abstract
Van alle nieuwe patiënten die in aanmerking kwamen voor homeopathische behandeling werd het voorkomen van deze symptomen nagegaan en vastgelegd in een database. Vervolgens werden de patiënten volgens de regels van de homeopathie behandeld en werden de resultaten van de behandeling, scores per gegeven geneesmiddel eveneens vastgelegd. Na statistische analyse van deze onderzoeksgegevens was het mogelijk de hoogte van de LR’s van de symptomen voor bepaalde homeopathische geneesmiddelen te bepalen.
Bijvoorbeeld, het symptoom “tandenknarsen in de slaap” wordt gezien als een belangrijke aanwijzing voor het geneesmiddel Belladonna, maar hoe betrouwbaar is nu dit symptoom voor het voorschrijven van Belladonna, hoe vaak komt tandenknarsen bij Belladonna patiënten werkelijk voor? De LR van tandenknarsen in de slaap voor Belladonna bleek 5,5.
Tot nu toe stond het symptoom te boek als een belangrijk kenmerk van Belladonna, maar wat is “belangrijk”? Nu weten we dat het inderdaad zo is en de LR 5.5 is.
Het tegendeel bleek ook voor te komen; symptomen die waardevol geacht werden voor het voorschrijven van een geneesmiddel bleken bij nader onderzoek helemaal niet zo kenmerkend. Met deze kennis kan de homeopathische materia medica worden gecorrigeerd.
Als we van honderden symptomen de LR’s bepalen kunnen we door combinatie van verschillende symptomen die bij een patiënt voorkomt en de LR van die symptomen, volgens de Bayesiaanse statistiek de prognose van het voorgeschreven middel bepalen. In repertoria kunnen van de symptomen de LR ratio’s per middel genoteerd worden in plaats van de huidige vermeldingen waarvan er vele onjuist zijn.
Nieuw grootschalig onderzoek India
Willen we onze zoeksystemen optimaal krijgen dan zullen van vele symptomen de LR bepaald moeten worden. Dat is een grote klus. Veel en grootschalig praktijkonderzoek zal opgezet en consequent uitgevoerd moeten worden, het liefst internationaal door verschillende onderzoeksgroepen. Praktijkresultaten zullen consequent in databases vastgelegd moeten worden om ze hierna statistisch te kunnen laten analyseren. Dit vergt training van homeopathische voorschrijvers en enige kennis van Bayesiaanse statistiek. Klinisch homeopathisch onderzoek volgens Bayesiaanse principes wordt in steeds meer landen uitgevoerd; momenteel in Argentinië, België, Duitsland, Griekenland, Italië, Nederland en vooral India.
Momenteel is Rutten bezig in India – waar de kennis van de homeopathie groot is en vele patiënten consequent homeopathisch behandeld worden – een dergelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren. De Central Council for Research in Homeopathy van het Indiase ministerie voor AYUSH (Ayurveda, Yoga & Naturopathy, Unani, Siddha/Sowa-Rigpa and Homoeopathy) heeft dit onderzoek tot prioriteit verklaard.